Traduzioni di „versintern“ nel dizionario tedesco » olandese

ver·ˈsin·ken VB vb intr irreg

1. versinken:

versinken

(ver)zinken

versinken

ondergaan

2. versinken:

versinken

wegzinken

versinken

wegzakken

3. versinken fig:

versinken

verzinken

versinken

verdiept raken in

in seinen Erinnerungen versinken

helemaal in zijn herinneringen opgaan

ver·ˈsil·bern [fɛɐ̯ˈzɪlbɐn] VB vb trans

versilbern

verzilveren

ver·ˈsi·chern¹ VB vb trans

1. versichern:

versichern

verzekeren

versichern

betuigen

2. versichern:

versichern

verzekeren van

versichern

beloven

versichern

toezeggen

3. versichern:

versichern

verzekeren

versichern

een verzekering afsluiten

ver·ˈsi·ckern VB vb intr

versickern

wegsijpelen

versickern

wegdruppelen

versickern

weglekken

ver·ˈstäd·tern [-ˈʃtɛːtɐn, -ˈʃtɛtɐn] VB vb intr

verstädtern

verstedelijken

verstädtern

urbaniseren

über·ˈwin·tern² [yːbɐˈvɪntɐn] VB vb trans

überwintern

overhouden

überwintern

laten overwinteren

ˈhaus·in·tern AGG (in einer Firma, Angelegenheit)

hausintern

intern

ver·ˈsau·ern [fɛɐ̯ˈz͜auɐn] VB vb intr

1. versauern (sauer werden):

versauern ECOL, AGR

verzuren

2. versauern colloq fig (vereinsamen):

versauern

verkommeren

ver·ˈsiert [vɛrˈziːɐ̯t] AGG

versiert

bedreven

versiert

ervaren

versiert

deskundig

ver·ˈsteu·ern VB vb trans

versteuern

belasting betalen over [o. van]

ver·ˈsie·ben VB vb trans

1. versieben colloq:

versieben

laten slingeren

versieben

kwijtraken

2. versieben colloq:

versieben

verprutsen

versieben

bederven

es bei jdm versieben

het bij iem verbruien

ver·ˈsie·gen VB vb intr

versiegen

uitdrogen

versiegen

opdrogen

versiegen

verdrogen

die Finanzen versiegen fig

de financiën raken geleidelijk uitgeput

ver·ˈschö·nern [-nɐn] VB vb trans

verschönern

mooier maken

verschönern

verfraaien

ver·ˈschüch·tern VB vb trans

verschüchtern

verlegen [o. schuchter] maken

ver·ˈscha·chern [fɛɐ̯ˈʃaçɐn] VB vb trans colloq

verschachern

versjacheren

ver·ˈschlei·ern¹ [fɛɐ̯ˈʃl͜aiɐn] VB vb trans

1. verschleiern (mit einem Schleier bedecken):

verschleiern

(ver)sluieren

verschleiern

met een sluier bedekken

2. verschleiern fig (verdecken):

verschleiern

versluieren

verschleiern

verhullen

verschleiern

camoufleren

die wahren Absichten verschleiern

de ware bedoelingen verbergen

ver·ˈschlu·dern¹ VB vb intr pegg colloq

verschludern

verslonzen

verschludern

verliederlijken

verschludern

onderkomen

ver·ˈschlech·tern¹ [fɛɐ̯ˈʃlɛçtɐn] VB vb trans

verschlechtern

verslechteren

verschlechtern

slechter maken