olandese » tedesco

Traduzioni di „Furien“ nel dizionario olandese » tedesco

(Vai a tedesco » olandese)

Mostra l'elenco di tutti i risultati trovati

fu·rie: nome
fu·ri·eus: aggettivo e avverbio
fui·ven: verbo
rui·en: verbo
tui·en: verbo
fu·sie: nome
neu·ri·ën: verbo
fu·se·ren: verbo
fu·ro·re: nome
aai·en: verbo
hei·en: verbo
lei·en: aggettivo e avverbio
al·pien: aggettivo e avverbio
ge·zien: preposizione
hooi·en: verbo
krui·en: verbo
na·zien: verbo
op·zien: nome
tooi·en: verbo
waai·en: verbo

Stai visualizzando i risultati dalla grafia simile: furie , furieus , fusie , tuien , ruien , fuiven , fuseren , neuriën , boeien , bezien , ancien , afzien , waaien , tooien , opzien , nazien , kruien , hooien , gezien , alpien , leien , heien , aaien e furore

fu·rie <furie|s, fu|riën> [fyri] SOST f

1. furie (razernij):

Raserei f

2. furie (wraakgodin):

Furie f

3. furie (feeks, helleveeg):

Furie f

fu·ri·eus [fyrijøs] AGG

fui·ven¹ <fuifde, h. gefuifd> [fœyvə(n)] VB vb trans (trakteren)

die Zeche bezahlen

rui·en <ruide, i. geruid> [rœyə(n)] VB vb intr

ruien (van veren wisselen)

ruien (van veren wisselen)

mausern term tecn

ruien (verharen)

tui·en <tuide, h. getuid> [tœyjə(n)] VB vb trans

1. tuien (afmeren):

tuien scheepv.

2. tuien (met tuien vastzetten):

fu·sie <fusie|s> [fyzi] SOST f

1. fusie (het samengaan van bedrijven):

Fusion f

Zusammenschluss m

een fusie aangaan

een fusie van gemeenten

ein Zusammenschluss von Gemeinden

2. fusie (smelting, gieting):

Fusion f

Verschmelzung f

3. fusie nat.:

Fusion f

neu·ri·ën <neuriede, h. geneuried> [nørijə(n)] VB vb trans

neuriën (met lage stem)

lopen [o. zitten ] te neuriën

vor sich acc hinsummen

fu·se·ren <fuseerde, i. gefuseerd> [fyzerə(n)] VB vb intr

1. fuseren (samengaan (van bedrijven)):

2. fuseren nat.:

zusammenschmelzen

waterstofkernen fuseren bij hoge temperatuur

Wasserstoffkerne verschmelzen bei hohen Temperaturen miteinander

fu·ro·re [fyrorə] SOST f geen pl

furore maken

aai·en¹ <aaide, h. geaaid> [ajə(n)] VB vb trans

hei·en <heide, h. geheid> [hɛiə(n)] VB vb trans

heien term tecn

pfählen term tecn

palen in de grond heien term tecn

den Boden pfählen term tecn

heien voor een nieuw huis

für einen Neubau Rammarbeiten ausführen

dat is geheid zeker

das ist bombensicher a. fig

lei·en [lɛiə(n)] AGG attr

Schiefer-

al·pien [ɑlpin] AGG

alpin

ge·zien² [ɣəzin] PREP

im Hinblick auf +acc

angesichts +gen

in Anbetracht +gen

gezien zijn slechte gezondheid

angesichts seines schlechten Gesundheitszustandes

hooi·en² <hooide, h. gehooid> [hojə(n)] VB vb intr

hooien (hooi winnen)

hooien (het gemaaide gras omschudden)

hooien (binnenhalen)

krui·en¹ <kruide, h. gekruid> [krœyə(n)] VB vb intr (ijs)

het ijs kruit

das Eis staut sich

na·zien <zag na, h. nagezien> [nazin] VB vb trans

nazien (in een boek e.d.)

de boeken nazien

die Bücher durchsehen

vertrektijden in het spoorboekje nazien

Abfahrt(s)zeiten im Fahrplan nachschlagen

op·zien¹ [ɔpsin] SOST nt geen pl (verbazing)

Aufsehen nt

(veel) opzien baren

(viel) Aufsehen erregen

tooi·en <tooide, h. getooid> [tojə(n)] VB vb trans

zich tooien met

sich schmücken mit +dat

waai·en¹ <waaide/woei, h. gewaaid> [wajə(n)] VB vb impers ww (optreden van wind)

wehen

het waait hard

Cerca nel dizionario

olandese

Pagina in Deutsch | English | Español | Italiano | Polski