Traduzioni di „alitieren“ nel dizionario olandese » tedesco

(Vai a tedesco » olandese)

po·li·ti·se·ren¹ <politiseerde, h. gepolitiseerd> [politizerə(n)] VB vb trans

politiseren

politisieren

li·nië·ren <linieerde, h. gelinieerd> [linijerə(n)] VB vb trans

liniëren

liniieren

tui·nie·ren <tuinierde, h. getuinierd> [tœynirə(n)] VB vb intr

1. tuinieren (als beroep):

tuinieren

Gärtner sein

tuinieren

eine Gärtnerei haben

2. tuinieren:

tuinieren (uit liefhebberij)

gärtnern

tuinieren (werken)

im Garten arbeiten

ple·zie·ren <plezierde, h. geplezierd> [pləzirə(n)] VB vb trans

plezieren

erfreuen

uit·gie·ren <gierde uit, h. uitgegierd> [œytxirə(n)] VB vb trans (met ‘het’)

uitgieren

sich totlachen colloq

uitgieren

sich kranklachen colloq

zij gierden het uit

sie lachten sich fast tot colloq

af·poei·e·ren <poeierde af, h. afgepoeierd> [ɑfpujərə(n)] VB vb trans (wegsturen)

afpoeieren

abwimmeln

afpoeieren

abfahren lassen

afpoeieren

abblitzen lassen

am·bië·ren <ambieerde, h. geambieerd> [ɑmbijerə(n)] VB vb trans

ambiëren

anstreben

op·sie·ren <sierde op, h. opgesierd> [ɔpsirə(n)] VB vb trans

1. opsieren (verfraaien):

opsieren

verzieren

opsieren

schmücken

2. opsieren (te mooi voorstellen):

opsieren

beschönigen

opsieren

ausschmücken

pa·pie·ren [papirə(n)] AGG

1. papieren (van papier):

papieren

papieren

papieren

Papier-

papieren

papier-

de papieren bloem

die Papierblume

2. papieren:

papieren (niet werkelijk)

(nur) auf dem Papier

papieren (persoon)

nominell

papieren maatregelen

Maßnahmen, die nur auf dem Papier bestehen [o. existieren]

3. papieren (als van papier):

papieren

papieren

de papieren vleugeltjes van de vlinder

die papier(e)nen Flügel des Schmetterlings

de papieren tijger

der Papiertiger

poei·e·ren VB vb trans

poeieren → poederen

Vedi anche: poederen

poe·de·ren <poederde, h. gepoederd> [pudərə(n)] VB vb trans

1. poederen (met poeder bestrooien):

poederen

pudern

2. poederen (met sneeuw inwrijven):

poederen

einseifen

ver·sie·ren <versierde, h. versierd> [vərsirə(n)] VB vb trans

1. versieren (opschikken, verfraaien):

versieren

schmücken

versieren

verzieren

2. versieren (sieren):

versieren

schmücken

die bomen versieren het plantsoen

die Bäume schmücken den Park

3. versieren (voor elkaar krijgen):

versieren

schaffen

versieren

hinkriegen colloq

dat versier ik even

das werde ich schon hinkriegen

4. versieren colloq (verleiden):

versieren

aufreißen

een meisje versieren

ein Mädchen aufreißen

bot·vie·ren <vierde bot, h. botgevierd> [bɔtfirə(n)] VB vb trans form

botvieren

frönen +dat

zijn lusten botvieren

seinen Lüsten frönen

zijn vreugde botvieren

sich unbändig freuen

ont·sie·ren <ontsierde, h. ontsierd> [ɔntsirə(n)] VB vb trans

ontsieren

verunzieren

ontsieren

verunstalten

in·kwar·tie·ren <kwartierde in, h. ingekwartierd> [ɪŋkwɑrtirə(n)] VB vb trans

inkwartieren

einquartieren

inkwartieren

unterbringen

zijn gasten in een hotel inkwartieren

seine Gäste in einem Hotel unterbringen

po·li·tie·rech·ter <politierechter|s> [poli(t)sirɛxtər] SOST m

politierechter

Einzelrichter für einfache Strafsachen bei der ‘Arrondissementsrechtbank’ in den Niederlanden

as·so·cië·ren <associeerde, h. geassocieerd> [ɑsoʃerə(n)] VB vb trans

associëren

assoziieren

zich associëren met

sich assoziieren mit

de·fi·nië·ren <definieerde, h. gedefinieerd> [defin(i)jerə(n)] VB vb trans

definiëren

definieren

een niet te definiëren gewaarwording

eine undefinierbare Empfindung

hoef·die·ren [huvdirə(n)] SOST pl

hoefdieren

Huftiere pl

pa·ro·dië·ren <parodieerde, h. geparodieerd> [parodijerə(n)] VB vb trans

parodiëren

parodieren