olandese » tedesco

streng1 <streng|en> [strɛŋ] SOST f

1. streng (bundel draden) ook med.:

Strang m

2. streng (bundel haar):

3. streng (touw):

Strang m
Kordel f

4. streng (rijgsel):

Schnur f

stren·ge·len <strengelde, h. gestrengeld> [strɛŋələ(n)] VB vb trans

streng·heid <streng|heden> [strɛŋhɛɪt] SOST f

1. strengheid (het weer):

3. strengheid (nauwgezetheid):

strek·ken1 <strekte, h. gestrekt> [strɛkə(n)] VB vb trans (in lengterichting brengen)

strem·men1 <stremde, h. gestremd> [strɛmə(n)] VB vb trans

2. stremmen (in zijn loop belemmeren, tegenhouden: verkeer):

3. stremmen (in zijn loop belemmeren, tegenhouden: doorgang):

strek·kend [strɛkənt] AGG

stret·cher <stretcher|s> [strɛtʃər] SOST m

in·bren·gen <bracht in, h. ingebracht> [ɪmbrɛŋə(n)] VB vb trans

1. inbrengen (naar binnen brengen):

2. inbrengen (inleggen):

3. inbrengen (afstaan voor de handelszaak):

4. inbrengen (meebrengen in een huwelijk):

om·bren·gen <bracht om, h. omgebracht> [ɔmbrɛŋə(n)] VB vb trans

1. ombrengen (vermoorden):

2. ombrengen (rondbrengen):

3. ombrengen (tijd):

streep·je <streepje|s> [strepjə] SOST nt

stre·ling <streling|en> [strelɪŋ] SOST f

streek·post [strekpɔst] SOST f geen pl

ge·streng [ɣəstrɛŋ] AGG


Pagina in Deutsch | English | Español | Italiano | Polski