Traduzioni di „ausgetretenen“ nel dizionario olandese » tedesco

(Vai a tedesco » olandese)

uit·re·ke·nen <rekende uit, h. uitgerekend> [œytrekənə(n)] VB vb trans

uitrekenen

ausrechnen

zij is begin mei uitgerekend

≈ das Kind wird Anfang Mai zur Welt kommen

ont·ke·te·nen <ontketende, h. ontketend> [ɔntketənə(n)] VB vb trans

1. ontketenen (doen losbarsten):

ontketenen

entfesseln

ontketenen

entfachen form

de oorlog ontketenen

den Krieg entfesseln [o. entfachen]

2. ontketenen (van zijn ketenen bevrijden):

ontketenen

von den Fesseln befreien

ver·ste·nen² <versteende, h. versteend> [vərstenə(n)] VB vb trans

1. verstenen (tot steen maken):

verstenen

versteinern

2. verstenen fig:

verstenen

verhärten

be·te·ke·nen <betekende, h. betekend> [bətekənə(n)] VB vb trans

betekenen

bedeuten

betekenen

heißen

wat heeft dit te betekenen?

was soll das bedeuten [o. heißen] ?

die baan betekent veel voor haar

die Stellung bedeutet ihr viel

een dagvaarding betekenen jur.

eine Vorladung zustellen

mot·re·ge·nen <motregende, h. gemotregend> [mɔtreɣənə(n)] VB vb impers ww

motregenen

nieseln

stort·re·ge·nen <stortregende, h. gestortregend> [stɔrtreɣənə(n)] VB vb impers ww

stortregenen

in Strömen regnen [o. gießen]

ste·ve·nen <stevende, i. gestevend> [stevənə(n)] VB vb intr

1. stevenen (zich begeven naar):

stevenen

steuern

2. stevenen scheepv. (koers zetten naar):

stevenen

steuern

stevenen

Kurs nehmen auf +acc

af·re·ke·nen¹ <rekende af, h. afgerekend> [ɑfrekənə(n)] VB vb trans

afrekenen

zahlen

afrekenen

bezahlen

ik moet mijn hotel afrekenen

ich muss mein Hotel zahlen

af·te·ke·nen¹ <tekende af, h. afgetekend> [ɑftekənə(n)] VB vb trans

1. aftekenen (afbakenen, aangeven):

aftekenen

(ab)zeichnen

de plattegrond van een plein aftekenen

den Grundriss eines Platzes zeichnen

2. aftekenen (ondertekenen; nauwkeurig afbeelden):

aftekenen

abzeichnen

een bloem aftekenen

eine Blume abzeichnen

papieren aftekenen

Papiere abzeichnen

3. aftekenen (aantekenen op een kaart):

aftekenen

testieren

ik heb mijn twee tentamens laten aftekenen

ich habe mir meine beiden Prüfungen testieren lassen

4. aftekenen (afmaken):

aftekenen

zu Ende zeichnen

5. aftekenen (met tekenen afdoen):

aftekenen

zeichnen

we hebben heel wat afgetekend

wir haben eine Menge gezeichnet

be·re·ke·nen <berekende, h. berekend> [bərekənə(n)] VB vb trans

1. berekenen:

berekenen (rekenen)

berechnen

berekenen (rekenen)

ausrechnen

berekenen (na lang rekenen)

errechnen

2. berekenen (in rekening brengen):

berekenen

berechnen

berekenen

anrechnen

achteraf berekenen

nachberechnen

3. berekenen:

berekenen (uit gegevens afleiden)

berechnen

berekenen (uit gegevens afleiden)

ausrechnen

berekenen (na veel denkwerk)

errechnen

4. berekenen (voor- en nadeel afwegen van):

berekenen

berechnen

berekenen

ausrechnen

berekenen

abwägen