Traduzioni di „hinteren“ nel dizionario olandese » tedesco

(Vai a tedesco » olandese)

hin·de·ren <hinderde, h. gehinderd> [hɪndərə(n)] VB vb trans

hinderen

(be)hindern

hinderen (storen)

stören

hinderen (sterker)

ärgern

o, dat hindert niet

oh, das macht nichts

de tegenstander opzettelijk hinderen SPORT

den Gegner absichtlich behindern

het gepraat hindert de zieke

das Gerede stört den Kranken

han·te·ren <hanteerde, h. gehanteerd> [hɑnterə(n)] VB vb trans

hanteren (omgaan met)

hantieren mit

hanteren (omgaan met)

handhaben

hanteren (bedienen)

betätigen

hanteren (naald, pen, penseel)

führen

hanteren (bijl, hamer)

schwingen

hanteren (toepassen, bijv. formule)

anwenden

de tot nu toe gehanteerde arbeidsverdeling

die bisherige Arbeitsteilung

ik kan die zware kast niet alleen hanteren

ich schaffe diesen schweren Schrank nicht allein

het mes hanteren

mit dem Messer hantieren

moeilijk te hanteren

schwer zu handhaben

chan·te·ren <chanteerde, h. gechanteerd> [ʃɑnterə(n)] VB vb trans

chanteren

erpressen

ken·te·ren <kenterde, i. gekenterd> [kɛntərə(n)] VB vb intr

1. kenteren (veranderen) scheepv.:

kenteren

kentern

het tij kentert

die Gezeiten wechseln

het tij kentert fig

das Blatt wendet sich

2. kenteren:

kenteren

umschlagen

kenteren

umkippen

kenteren (omslaan)

kentern

een schip doen kenteren

ein Schiff zum Kentern bringen

mon·te·ren <monteerde, h. gemonteerd> [mɔnterə(n)] VB vb trans

1. monteren (in elkaar zetten):

monteren

montieren

2. monteren (aan iets bevestigen):

monteren

(fest)montieren an +dat

monteren

anmontieren an +acc

iets op de muur monteren

etw an der Wand festmontieren

3. monteren:

monteren CINEM, foto.

montieren

4. monteren (opmaken, in orde brengen):

monteren

montieren

pun·te·ren¹ <punteerde, h. gepunteerd> [pʏnterə(n)] VB vb trans

punteren

punktieren

splin·te·ren <splinterde, i. gesplinterd> [splɪntərə(n)] VB vb intr

splinteren

splittern

ori·ën·te·ren <oriënteerde, h. georiënteerd> [orijɛnterə(n)] VB vb trans

1. oriënteren (richten volgens het kompas):

oriënteren

orientieren

zich oriënteren

sich orientieren

zich oriënteren aan de hand van een kaart

sich nach der Karte orientieren

2. oriënteren (richten):

oriënteren

orientieren

oriënteren

ausrichten

natuurwetenschappelijk georiënteerde sociologie

naturwissenschaftlich ausgerichtete Soziologie

socialistisch georiënteerd

sozialistisch orientiert [o. ausgerichtet]

3. oriënteren (inzicht geven):

oriënteren

orientieren

oriënteren

informieren

oriënterende gesprekken

Sondierungsgespräche pl

een oriënterende inleiding

eine orientierende Einleitung

coun·te·ren <counterde, h. gecounterd> [kɑuntərə(n)] VB vb intr

counteren

kontern

klon·te·ren <klonterde, i. geklonterd> [klɔntərə(n)] VB vb intr

klonteren

(ver)klumpen

klonteren

klumpig werden

slen·te·ren <slenterde, h./i. geslenterd> [slɛntərə(n)] VB vb intr (langzaam lopen)

slenteren

schlendern

slenteren

bummeln

door de stad slenteren

durch die Stadt bummeln [o. schlendern]

op straat slenteren

durch die Straßen bummeln

in·ter·ne·ren <interneerde, h. geïnterneerd> [ɪntərnerə(n)] VB vb trans

interneren

internieren

ce·men·te·ren <cementeerde, h. gecementeerd> [semɛnterə(n)] VB vb trans

1. cementeren (met cement bestrijken):

cementeren

zementieren

2. cementeren (staal bereiden):

cementeren

zementieren

cementeren

aufkohlen

de·men·te·ren¹ <dementeerde, i. gedementeerd> [demɛnterə(n)] VB vb intr (verkindsen)

dementeren

schwachsinnig werden

la·men·te·ren <lamenteerde, h. gelamenteerd> [lamɛnterə(n)] VB vb intr

lamenteren

lamentieren

op·mon·te·ren <monterde op, h. opgemonterd> [ɔpmɔntərə(n)] VB vb trans

opmonteren

aufmuntern

opmonteren

aufheitern

opmonteren

erheitern

pa·ten·te·ren <patenteerde, h. gepatenteerd> [patɛnterə(n)] VB vb trans

1. patenteren (octrooi nemen):

patenteren

patentieren lassen

2. patenteren (octrooi verlenen):

patenteren

patentieren

over·win·te·ren <overwinterde, h. overwinterd> [ovərwɪntərə(n)] VB vb intr

overwinteren

überwintern

overwinterende planten

mehrjährige [o. ausdauernde] Pflanzen pl

ver·splin·te·ren¹ <versplinterde, h. versplinterd> [vərsplɪntərə(n)] VB vb trans

versplinteren

zersplittern

de twist heeft de partij versplinterd

der Streit hat die Partei aufgesplittert

in·te·res·se·ren¹ <interesseerde zich, h. zich geïnteresseerd> [ɪntərɛserə(n)] VB wk ww

interesseren zich interesseren (belangstelling tonen voor):

interesseren

sich interessieren für +acc