Traduzioni di „uitgebazuind“ nel dizionario olandese » tedesco

uit·ge·breid <uitgebreide, uitgebreider, uitgebreidst> [œytxəbrɛit] AGG

1. uitgebreid (uitgestrekt):

uitgebreid

ausgedehnt

uitgebreid

umfangreich

uitgebreide bezittingen

ein ausgedehnter Besitz

2. uitgebreid (veelomvattend):

uitgebreid

umfassend

uitgebreid

umfangreich

een uitgebreide kennis

umfassende Kenntnisse pl

3. uitgebreid (uitvoerig):

uitgebreid

ausführlich

uitgebreid

eingehend

iets uitgebreid behandelen

etw ausführlich behandeln

uitgebreid vieren

groß feiern

uit·ge·le·zen <uitgelezen, uitgelezener, uitgelezenst> [œytxəlezə(n)] AGG

uitgelezen

erlesen

uitgelezen

ausgesucht

uit·ge·la·ten <uitgelaten, uitgelatener, uitgelatenst> [œytxəlatə(n)] AGG

uitgelaten

ausgelassen

uit·ge·re·kend [œytxərekənt] AVV (juist)

uitgerekend

ausgerechnet

uitgerekend

gerade

zij is begin mei uitgerekend

≈ das Kind wird Anfang Mai zur Welt kommen

uit·gaand [œytxant] AGG

1. uitgaand (vertrekkend):

uitgaand

abgehend

uitgaand

ausgehend

hiervan uitgaand

hiervon ausgehend

uitgaande post

ausgehende Post

een uitgaand schip

ein ausfahrendes Schiff

2. uitgaand (voor zijn plezier weggaand):

uitgaand

ausgehend

uit·ge·breid·heid <uitgebreid|heden> [œytxəbrɛithɛit] SOST f

uitgebreidheid

Umfang m

uitgebreidheid

Ausmaß nt

uit·ge·put <uitgeputte, meer uitgeput, meest uitgeput> [œytxəpʏt] AGG

1. uitgeput (doodop):

uitgeput

erschöpft

uitgeput

erledigt colloq

uitgeput

am Ende colloq

totaal uitgeput

fix und fertig colloq

2. uitgeput:

uitgeput (leeg)

erschöpft

uitgeput (mensen, grond)

ausgelaugt

3. uitgeput (op):

uitgeput

erschöpft

uitgeput

zu Ende

ons geduld raakt uitgeput

unsere Geduld geht zu Ende

uit·ge·ven <gaf uit, h. uitgegeven> [œytxevə(n)] VB vb trans

1. uitgeven (besteden):

uitgeven

ausgeben

veel (geld) aan drank uitgeven

viel (Geld) für Alkohol ausgeben

2. uitgeven (in omloop brengen):

uitgeven

ausgeben

3. uitgeven:

uitgeven (in druk)

herausgeben

uitgeven (boek door uitgeverij)

verlegen

uitgeven (boek door uitgeverij)

herausbringen colloq

een in licentie uitgegeven boek

eine Lizenzausgabe

4. uitgeven (voor publicatie geschikt maken):

uitgeven

herausgeben

5. uitgeven (laten doorgaan voor):

uitgeven

ausgeben

zich voor arts uitgeven

sich als Arzt ausgeben

uit·ge·leefd [œytxəleft] AGG

uitgeleefd

altersschwach

uit·ge·maakt [œytxəmakt] AGG

uitgemaakt

ausgemacht

uitgemaakt

beschlossen

dit is een uitgemaakte zaak

das ist beschlossene Sache

uit·ge·ve·rij <uitgeverij|en> [œytxevərɛi] SOST f

uitgeverij

Verlag m

uit·ge·lei·de [œytxəlɛidə]

iem uitgeleide doen (tot de deur)

jdn hinausbegleiten

iem uitgeleide doen (een eind)

jdm das Geleit geben form

uit·ge·no·men [œytxənomə(n)] PREP

uitgenomen

außer

uitgenomen

ausgenommen

hij helpt iedereen, uitgenomen zijn eigen broer

er hilft jedem, nur nicht seinem eigenen Bruder

uit·ge·zocht [œytxəzɔxt] AGG

uitgezocht

erlesen

uitgezocht (spijzen, drank)

ausgesucht

uitgezocht (spijzen, drank)

auserlesen

uitgezocht (gelegenheid, weer)

prächtig

uit·ge·hon·gerd [œytxəhɔŋərt] AGG

uitgehongerd

ausgehungert

uit·ge·plo·zen VB

uitgeplozen → uitpluizen

Vedi anche: uitpluizen

uit·plui·zen <ploos uit, h. uitgeplozen> [œytplœyzə(n)] VB vb trans

een zaak uitpluizen

einer Sache dat auf den Grund gehen

uit·ge·sla·pen [œytxəslapə(n)] AGG

1. uitgeslapen (pienter):

uitgeslapen

pfiffig

uitgeslapen

schlau

2. uitgeslapen (uitgerust):

uitgeslapen

ausgeschlafen

uitgeslapen

ausgeruht

uit·ge·slo·ten [œytxəslotə(n)] AGG

uitgesloten

ausgeschlossen

uit·ge·we·ke·ne <uitgewekene|n> [œytxəwekənə] SOST m

uitgewekene

Flüchtling m

uitgewekene

Emigrant m

uit·ge·zon·derd¹ [œytxəzɔndərt] PREP

uitgezonderd

außer +dat

uitgezonderd (op … na)

bis auf +acc

uitgezonderd zijn neus lijkt hij sprekend zijn vader

bis auf seine Nase ist er dem Vater wie aus dem Gesicht geschnitten