Traduzioni di „emporschwingen“ nel dizionario tedesco » olandese

em·ˈpor·stei·gen VB vb intr

1. emporsteigen ricerc (hinaufsteigen):

emporsteigen

opstijgen

emporsteigen

opklimmen

emporsteigen

omhoogklimmen

2. emporsteigen ricerc (Karriere machen):

emporsteigen

opklimmen

emporsteigen

carrière maken

ˈschwin·gen³ <schwang, geschwungen> [ˈʃvɪŋən] VB vb rifl

1. schwingen:

schwingen (sich schwungvoll bewegen)

zich verheffen

schwingen (schwungvoll überspringen)

met een zwaai (omhoog)springen

2. schwingen ricerc (in einem Bogen verlaufen):

schwingen

in een boog verlopen

schwingen

een boog beschrijven

be·ˈschwin·gen VB vb trans

beschwingen

bevleugelen

beschwingen

bezielen

beschwingen

doen opleven

beschwingen

opmonteren

ˈvor·schwin·deln VB vb trans

vorschwindeln

voortoveren

vorschwindeln

wijsmaken

vorschwindeln

bedu(i)velen

ver·ˈschlin·gen VB vb trans irreg

1. verschlingen:

verschlingen

ineenstrengelen

verschlingen

verstrengelen

verschlingen

door elkaar slingeren

verschlungene Wege

kronkelwegen [o. kronkelpaden]

2. verschlingen:

verschlingen

verslinden

verschlingen

verzwelgen

ver·ˈschwin·den VB vb intr irreg

1. verschwinden (sich davonmachen, sich auflösen):

verschwinden

verdwijnen

eine verschwindende Minderheit

een uiterst kleine [o. minimale] minderheid

sie verschwindet neben ihm

ze verzinkt bij hem in 't niet

2. verschwinden colloq (nicht mehr da sein):

Geld verschwinden lassen

geld verduisteren

em·ˈpor·ra·gen VB vb intr

emporragen

oprijzen

emporragen

omhoogrijzen

emporragen

uitsteken

über seine Mitschüler emporragen fig

boven zijn medeleerlingen uitsteken

em·ˈpor·fah·ren VB vb intr

1. emporfahren ricerc (nach oben fahren):

emporfahren

naar boven rijden

2. emporfahren ricerc (hochschnellen):

emporfahren

opvliegen

emporfahren

opspringen (van schrik)

em·ˈpor·ar·bei·ten VB vb rifl ricerc

emporarbeiten

zich opwerken [o. omhoogwerken]

er·ˈzwin·gen [-ˈ͜tsvɪŋən] VB vb trans

erzwingen

afdwingen

erzwingen

afpersen

ˈvor·sin·gen VB vb trans irreg

vorsingen

voorzingen

ˈschlin·gen² <schlang, geschlungen> [ˈʃlɪŋən] VB vb trans

1. schlingen:

schlingen (Schal)

winden

schlingen (Schal)

omdoen

schlingen (Arme)

slaan

2. schlingen (flechten, verflechten):

schlingen

vlechten

schlingen

strengelen

3. schlingen (Schlaufe):

schlingen

strikken

einen Knoten schlingen

een knoop leggen

4. schlingen colloq (verschlingen):

schlingen

verslinden

schlingen

schrokken

schlingen

verzwelgen

Esempi monolingue (non verificati dalla Redazione di PONS)

tedesco

Gekrönt wird das Bauwerk von einem anmutigen Edelstahlkreuz, zu dem sich 12 Halbbögen emporschwingen.

de.wikipedia.org

Den Intellekt und den Willen betrachtet er als die beiden Flügel, mit denen die Seele sich emporschwingt.

de.wikipedia.org

Der andere Typus ist der des Magiers, der aus eigener Kraft sich emporschwingt ins Jenseits und die Gottheit sich aneignet.

de.wikipedia.org

So solle auch der Christ den Meeresgrund der Sorgen verlassen und sich zu Gott emporschwingen.

de.wikipedia.org

Über schräggestellten Postamenten steigen vier Säulen mit gut geschnittenen Kapitellen auf, von deren Gebälk sich Volutenspangen zu einer mächtigen, lambrequingezierten Krone emporschwingen.

de.wikipedia.org