Traduzioni di „gangers“ nel dizionario tedesco » olandese

(Vai a olandese » tedesco)

ˈan·ders [ˈandɐs] AVV

1. anders (verschieden):

anders

anders

anders

afwijkend

anders

verschillend

anders als

anders dan

anders als Karl, gab er …

in tegenstelling tot Karel, gaf hij …

ich habe mich anders besonnen

ik ben van gedachten veranderd

anders geartet

van een andere aard

anders geartet

andersoortig

ich konnte nicht anders, ich musste lachen

ik kon mijn lach niet inhouden

es wird noch anders kommen

dat wordt nog wel anders

mir wurde ganz anders colloq

ik werd niet goed [o. onwel]

2. anders (sonst):

anders

anders

anders

anders nog

anders

daarenboven

3. anders colloq (im umgekehrten Fall):

anders

anders

anders

in het tegenovergestelde geval

wenn anders

indien althans

wenn anders

indien tenminste

ˈgän·geln [ˈgɛŋl̩n] VB vb trans pegg

gängeln

aan de leiband laten lopen

gängeln

in het gareel brengen

gängeln

ringeloren

ˈGang·art SOST f

1. Gangart:

Gangart

gang

Gangart

loop

Gangart

manier van lopen

eine schnellere Gangart einschlagen

zijn gang verhaasten [o. bespoedigen]

eine schnellere Gangart einschlagen

er een pasje bovenop leggen

2. Gangart SPORT:

Gangart

optreden nt

Gangart

manier van spelen

Gangart

spel nt

3. Gangart GEOL:

Gangart

ganggesteente

ˈgang·bar [ˈgaŋbaːɐ̯] AGG

1. gangbar fig:

gangbar

gangbaar

gangbar

courant

gangbar

gebruikelijk

2. gangbar (begehbar):

gangbar

begaanbaar

ˈal·ters [ˈaltɐs] AVV

seit alters (her) ricerc

van oudsher

seit alters (her) ricerc

vanouds

von alters her ricerc

van oudsher

von alters her ricerc

vanouds

ˈun·ters [ˈʊntɐs] colloq

unters = unter das

ˈwin·ters [ˈvɪntɐs] AVV

winters

's winters

gang [gaŋ]

gang und gäbe sein

algemeen gebruikelijk zijn

gang und gäbe sein

heel gewoon zijn

gang und gäbe sein pegg

schering en inslag zijn

ˈSän·ger(in) <Sängers, Sänger> [ˈzɛŋɐ] SOST m(f)

1. Sänger:

Sänger(in)

zanger(zangster) m (f)

Sänger(in) veraltet

dichter(dichteres) m (f)

2. Sänger ricerc:

Sänger(in)

bezinger(bezingster) m (f)

darüber schweigt des Sängers Höflichkeit

daarover zwijgt men liever

darüber schweigt des Sängers Höflichkeit

dat potje zullen we maar gedekt houden

ˈPran·ger <Prangers, Pranger> [ˈpraŋɐ] SOST m STOR

Pranger

schandpaal

am Pranger stehen fig

aan de schandpaal genageld zijn

jdn/etw an den Pranger stellen fig

iem/iets aan de kaak stellen