Traduzioni di „übertippen“ nel dizionario olandese » tedesco

aan·stip·pen <stipte aan, h. aangestipt> [anstɪpə(n)] VB vb trans

1. aanstippen (terloops vermelden):

aanstippen

streifen

aanstippen

antippen

2. aanstippen (even aanraken):

aanstippen

anrühren

3. aanstippen med.:

aanstippen

betupfen

4. aanstippen (met een stip aantekenen):

aanstippen

anzeichnen

aanstippen

markieren

strip·pen¹ <stripte, h. gestript> [strɪpə(n)] VB vb intr (uitkleden)

strippen

strippen

uit·knip·pen <knipte uit, h. uitgeknipt> [œytknɪpə(n)] VB vb trans

uitknippen

ausschneiden

ver·knip·pen <verknipte, h. verknipt> [vərknɪpə(n)] VB vb trans

1. verknippen (door knippen verdelen):

verknippen

zerschneiden

2. verknippen (knippend bederven):

verknippen

verschneiden

een lap stof verknippen

ein Stück Stoff verschneiden

ver·trap·pen <vertrapte, h. vertrapt> [vərtrɑpə(n)] VB vb trans

1. vertrappen (stuktrappen):

vertrappen

zertrampeln

vertrappen

zertreten

2. vertrappen (schenden):

vertrappen

mit Füßen treten

rechten vertrappen

Rechte mit Füßen treten

be·hap·pen [bəhɑpə(n)] VB alleen inf.

iets (niet) kunnen behappen

etw (nicht) bewältigen können

be·klop·pen <beklopte, h. beklopt> [bəklɔpə(n)] VB vb trans

bekloppen

abklopfen

bekloppen

beklopfen

door·knip·pen <knipte door, h. doorgeknipt> [dorknɪpə(n)] VB vb trans

doorknippen

(mit der Schere) durchschneiden

haar·knip·pen [harknɪpə(n)] VB alleen inf.

haarknippen

Haare schneiden

af·knip·pen <knipte af, h. afgeknipt> [ɑfknɪpə(n)] VB vb trans

afknippen

abschneiden

afknippen (nagels)

schneiden

afknippen (met een tang)

abkneifen

ont·glip·pen <ontglipte, i. ontglipt> [ɔntxlɪpə(n)] VB vb intr

1. ontglippen colloq:

ontglippen (ontsnappen)

entschlüpfen

ontglippen (van woorden, klanken)

entfahren

ontglippen (van opmerkingen)

herausrutschen

de bal ontglipte hem

der Ball entschlüpfte ihm

dat woord is me gewoon ontglipt

das Wort ist mir einfach so herausgerutscht

2. ontglippen (ontgaan, verloren gaan voor):

ontglippen

entschlüpfen

ontglippen

entwischen colloq

aan·knip·pen <knipte aan, h. aangeknipt> [aŋknɪpə(n)] VB vb trans

1. aanknippen (knippen met een ander deel):

aanknippen

anschneiden

2. aanknippen (in werking stellen):

aanknippen

anknipsen

af·tap·pen <tapte af, h. afgetapt> [ɑftɑpə(n)] VB vb trans

1. aftappen (het omhulsel, waaruit iets wegvloeit):

aftappen

ablassen

grachten aftappen

Grachten ablassen

een telefoonlijn aftappen fig

eine Telefonleitung anzapfen

vaten aftappen

aus Fässern abzapfen

de waterleiding aftappen

das Wasser aus der Leitung laufen lassen

2. aftappen (hetgeen wegvloeit):

aftappen

abzapfen

berichten aftappen fig

Nachrichten abzapfen

elektrische stroom aftappen fig

elektrischen Strom abzapfen

3. aftappen med.:

aftappen

abnehmen

iem bloed aftappen

jdm Blut abnehmen

af·top·pen <topte af, h. afgetopt> [ɑftɔpə(n)] VB vb trans

aftoppen

stutzen

aftoppen

kappen

de hoge salarissen aftoppen fig

die hohen Gehälter kürzen

in·stap·pen <stapte in, i. ingestapt> [ɪnstɑpə(n)] VB vb intr

1. instappen:

instappen (voertuig)

einsteigen

instappen (onderweg)

zusteigen

2. instappen (binnenstappen):

instappen

betreten

instappen

(ein)treten in +acc

een winkel instappen

einen Laden betreten

af·stap·pen <stapte af, i. afgestapt> [ɑfstɑpə(n)] VB vb intr

1. afstappen:

afstappen (naar beneden stappen: van een rijdier, voertuig)

absteigen

afstappen (naar beneden klimmen)

heruntersteigen

afstappen (naar beneden klimmen)

hinuntersteigen

de stoep afstappen

vom Bürgersteig hinuntergehen

van de ladder afstappen

von der Leiter hinuntersteigen

2. afstappen:

afstappen (stappen naar iets, iem toe)

zugehen

afstappen (stappen vanuit een bepaalde richting)

entlanggehen

afstappen op iem/iets

auf jdn/etw zugehen

een weg komen afstappen

eine Straße entlanggehen

3. afstappen (afzien, ophouden):

afstappen

abgehen

van zijn onderwerp afstappen

sein Thema fallen lassen

een afstand afstappen

eine Entfernung abschreiten