olandese » tedesco

kleu·rig <kleurige, kleuriger, kleurigst> [klørəx] AGG

1. kleurig (kleurrijk):

2. kleurig (levendig, bijv. verhaal):

kle·ve·rig <kleverige, kleveriger, kleverigst> [klevərəx] AGG ook fig

klei·ne <kleine|n> [klɛinə] SOST nt of m of f

klef·fe·rig AGG

klefferig → klef

Vedi anche: klef

klef <kleffe, kleffer, klefst> [klɛf] AGG

1. klef (kleverig, plakkend):

pappig colloq

2. klef (klam):

pappig colloq

4. klef (hinderlijk aanhalig):

drie·ja·ri·ge <driejarige|n> SOST m en f

klein·ze·rig <kleinzerige, kleinzeriger, kleinzerigst> [klɛinzerəx] AGG (angstig voor pijn)

in·tri·ge <intrige|s> [ɪntriʒə, ɪntriɣə] SOST f

2. intrige (verwikkeling, plot):

Plot m nt nt

kle·dij [kledɛi] SOST f geen pl

1. kledij (wijze van gekleed gaan):

Aufzug m pegg

2. kledij (kleren):

Kleider pl

ce·le·bre·ren <celebreerde, h. gecelebreerd> [seləbrerə(n)] VB vb trans

1. celebreren (vieren):

2. celebreren (opdragen van het misoffer):

kle·ding [kledɪŋ] SOST f geen pl

1. kleding (het kleden):

Kleiden nt

Pagina in Deutsch | English | Español | Italiano | Polski