Traduzioni di „abbücken“ nel dizionario tedesco » olandese

(Vai a olandese » tedesco)

ˈab·bu·chen VB vb trans ECON

abbuchen (vom Konto)

afboeken

abbuchen (vom Konto)

afschrijven

ˈab·gu·cken VB vb trans colloq (von jdm kopieren)

abgucken

afkijken

ich guck dir nichts ab!

schaam je maar niet, ik kijk niet!

ˈab·dru·cken VB vb trans

abdrucken

afdrukken

abdrucken

laten verschijnen

ˈab·rü·cken¹ VB vb intr

1. abrücken scherz (weggehen):

abrücken

wegschuiven

abrücken

zich verwijderen

2. abrücken (sich distanzieren):

abrücken

zich distantiëren

3. abrücken MILIT (abmarschieren):

abrücken

afrukken

abrücken

aftrekken

ˈan·gu·cken VB vb trans colloq

angucken

aankijken

angucken

aanzien

guck dir das an!

kijk eens!

guck dir das an!

moet je zien!

ich habe mir das Haus mal angeguckt

ik heb het huis eens bekeken

ˈab·bum·meln VB vb trans colloq (Überstunden ausgleichen)

abbummeln

(gemaakte overuren) door vrije tijd compenseren

ˈab·drü·cken VB vb trans

1. abdrücken (einen Abdruck machen):

abdrücken

afdrukken

abdrücken

een afdruk maken

2. abdrücken:

abdrücken (abfeuern)

afdrukken

abdrücken (feuern)

(af)vuren

abdrücken (feuern)

(af)schieten

auf jdn abdrücken

op iem vuren

3. abdrücken:

abdrücken (wegdrücken)

afduwen

abdrücken (wegschieben)

wegduwen

abdrücken (wegschieben)

afstoten

4. abdrücken MED:

abdrücken (abklemmen)

afklemmen

abdrücken (abklemmen)

afknijpen

abdrücken (zudrücken)

toedrukken

jdm das Herz abdrücken colloq fig (umarmen)

iems hart beklemmen

jdm die Luft abdrücken

iem de keel toeknijpen

ˈauf·mu·cken, ˈauf·muck·sen VB vb intr colloq

aufmucken

tegenpruttelen

aufmucken

tegenstribbelen

ˈaus·gu·cken VB vb intr colloq

ausgucken

uitkijken

ausgucken

op de uitkijk staan

ˈan·rü·cken² VB vb trans

1. anrücken (heranrücken):

anrücken

(een weinig) opschuiven

2. anrücken (schieben):

anrücken

schuiven

den Tisch an die Wand anrücken

de tafel tegen de muur schuiven

be·ˈgu·cken VB vb trans

begucken

bekijken

begucken

aankijken

ˈzu·gu·cken VB vb intr colloq

zugucken

toekijken

zugucken

toezien

ˈAb·bu·chung <Abbuchung, Abbuchungen> SOST f (abgebuchter Betrag)

Abbuchung

afschrijving

Abbuchung

afboeking

ˈab·bürs·ten VB vb trans

abbürsten

afborstelen

ˈaus·rü·cken¹ VB vb intr

1. ausrücken (nach draußen marschieren):

ausrücken

uitrukken

ausrücken

naar buiten marcheren

2. ausrücken colloq (ausreißen):

ausrücken

ervandoor gaan

ausrücken

'm smeren

er ist seinem Bewacher ausgerückt

hij is aan zijn bewaker ontsnapt

seinen Eltern ausrücken

van huis [o. van zijn ouders] weglopen

ˈschlu·cken² [ˈʃlʊkn̩] VB vb trans

1. schlucken (hinunterschlucken):

schlucken

(door)slikken

2. schlucken AUTO ricerc (Benzin):

schlucken

slikken

3. schlucken colloq (hinnehmen, glauben):

schlucken

slikken

schlucken

zich laten welgevallen

schlucken

accepteren

etw schlucken müssen

iets moeten slikken

3. schlucken colloq (übernehmen):

schlucken

(op)slokken

schlucken

opnemen

einen kleinen Betrieb schlucken

een klein bedrijf opslokken

4. schlucken colloq (Alkohol trinken):

schlucken

drinken

schlucken

slokken