Traduzioni di „auskeimung“ nel dizionario tedesco » olandese

ˈaus·ken·nen VB vb rifl irreg

auskennen (sich gut zurechtfinden)

(grondig) kennen

auskennen (sich gut zurechtfinden)

goed bekend zijn

auskennen ((gute) Kenntnisse besitzen)

goed op de hoogte zijn

ich kenne mich hier gut aus

ik ken [o. weet] hier goed de weg

ˈaus·kra·men VB vb trans

1. auskramen colloq fig a.:

auskramen (hervorholen)

opdiepen

auskramen (alte Geschichten)

ophalen

auskramen (alte Geschichten)

bovenhalen

Erinnerungen auskramen

herinneringen ophalen

2. auskramen colloq (ausräumen):

auskramen

uitruimen

3. auskramen colloq (ausplaudern, verraten):

auskramen

verklappen

auskramen

rondvertellen

ˈaus·kom·men VB vb intr irreg

1. auskommen (ausreichend haben):

auskommen

uitkomen

auskommen

toekomen

auskommen

rondkomen

mit dem Lohn auskommen

met zijn loon uitkomen [o. toekomen] [o. rondkomen]

2. auskommen A (entkommen):

auskommen

het klaarspelen

auskommen

zich redden

3. auskommen (sich mit jdm vertragen):

auskommen

overweg kunnen

auskommen

kunnen opschieten

mit jdm gut auskommen

met iem goed overweg kunnen [o. goed kunnen opschieten]

ˈaus·klei·den VB vb trans

1. auskleiden ricerc (entkleiden):

auskleiden

uitkleden

auskleiden

ontkleden

2. auskleiden (beziehen):

auskleiden

(aan de binnenkant) bekleden

ˈAus·klang SOST m meist sing

1. Ausklang:

Ausklang

slot(akkoord)

2. Ausklang ricerc:

Ausklang

slot nt

Ausklang

einde nt

ˈaus·kau·fen VB vb trans

1. auskaufen colloq:

auskaufen

uitkopen

auskaufen

leegkopen

2. auskaufen DIR:

auskaufen

uitkopen

ˈaus·kip·pen VB vb trans colloq

auskippen

uitschudden

auskippen

uitgieten

auskippen

uitgooien

ˈAus·kom·men <Auskommens> SOST m kein pl

Auskommen

levensonderhoud nt

Auskommen

inkomen nt

ein [o. sein] gutes Auskommen haben

goed zijn brood verdienen

ein sicheres Auskommen

een verzekerd bestaan

mit ihm ist kein Auskommen

met hem valt geen (goed) garen te spinnen

mit ihm ist kein Auskommen

er is met hem geen land te bezeilen

ˈaus·ko·chen VB vb trans

1. auskochen GASTR (in kochendes Wasser legen):

auskochen

(uit)koken

2. auskochen region:

auskochen

uitkoken

3. auskochen colloq pegg (sich ausdenken):

auskochen

uitbroeden

ˈaus·kos·ten VB vb trans

1. auskosten ricerc (genießen):

auskosten

(ten volle) genieten (van)

jeden Augenblick auskosten

van elk ogenblik ten volle genieten

2. auskosten ricerc (überstehen):

auskosten

doorstaan

auskosten

verdragen

seine Fehler auskosten müssen

de gevolgen van zijn fouten moeten dragen

ˈaus·ku·geln VB vb trans

auskugeln

ontwrichten

ˈaus·klin·gen VB vb intr irreg

1. ausklingen:

ausklingen

uitklinken

ausklingen

ten einde klinken

ausklingen

wegsterven

2. ausklingen ricerc (enden, aufhören):

ausklingen

eindigen

ausklingen

ophouden

ˈaus·knip·sen VB vb trans

1. ausknipsen colloq (ausmachen, ausdrehen):

ausknipsen

uitknippen

ausknipsen

uitdoen

ausknipsen

uitdraaien

2. ausknipsen (ausdrücken):

ausknipsen

uitduwen

Esempi monolingue (non verificati dalla Redazione di PONS)

tedesco

Als Vorteile werden der geringere Düngebedarf, die rasche Auskeimung und der schnelle Wuchs der Kresse sowie die einfachere Entsorgung der Anzuchtvliese genannt.

de.wikipedia.org

Zunächst wird die Probe für 30 min auf 100 °C erhitzt, wodurch eine Abtötung vegetativer Bakterien- und Pilzzellen erfolgt und die Auskeimung hitzestabiler, stationärer Sporen durch Hitzeschock induziert wird.

de.wikipedia.org