tedesco » olandese

Traduzioni di „verblindend“ nel dizionario tedesco » olandese

(Vai a olandese » tedesco)

Mostra l'elenco di tutti i risultati trovati

er·ˈblin·den: verbo intransitivo
ver·ˈblen·den: verbo transitivo
ver·ˈbin·den: verbo transitivo
ver·bli·chen: verbo
ver·ˈblüf·fend: aggettivo e avverbio
ver·ˈblö·den: verbo intransitivo
ver·ˈbun·den: verbo
ver·ˈbün·den: verbo riflessivo
Ver·ˈblen·dung: nome
ver·ˈblü·hen: verbo intransitivo
ver·ˈblu·ten: verbo intransitivo
ver·ˈblas·sen: verbo intransitivo
ver·ˈblei·ben: verbo intransitivo
ver·ˈblüf·fen: verbo transitivo
ver·ˈblei·chen: verbo intransitivo
ˈblen·dend: aggettivo e avverbio
Ver·ˈbin·dung: nome
ver·ˈblich: verbo
ver·ˈbind·lich: aggettivo e avverbio

Stai visualizzando i risultati dalla grafia simile: verbinden , verblenden , erblinden , verbünden , verbunden , verblöden , verblüffend , verblichen , Verbindung , blendend , verbleichen , verblüffen , verbleiben , verblassen , verbluten , verblühen , Verblendung , verbindlich e verblich

er·ˈblin·den [ɛɐ̯ˈblɪndn̩] VB vb intr

het gezicht verliezen

ver·ˈblen·den [fɛɐ̯ˈblɛndn̩] VB vb trans

1. verblenden:

2. verblenden ARCHIT:

aan het gezicht onttrekken

ver·ˈbin·den¹ [fɛɐ̯ˈbɪndn̩] VB vb trans irreg

1. verbinden (einen Verband anlegen):

2. verbinden (die Augen verbinden):

3. verbinden (falsch binden):

verkeerd binden

4. verbinden CHIM (mit etw binden):

bij het binden gebruiken

5. verbinden TRASP:

verbinden (zusammenfügen)

verbinden (zusammenfügen)

verbinden (aneinander befestigen)

(aan elkaar) bevestigen

6. verbinden TELECOM (weiterleiten):

een verbinding vormen [o. tot stand brengen]

das verbindende Glied

de bindende schakel

7. verbinden:

verbinden (assoziieren)

verbinden (paaren mit)

er verbindet Kraft mit Geschicklichkeit

hij paart kracht aan behendigheid

8. verbinden (verpflichtet sein):

een band scheppen

ich bin Ihnen sehr verbunden

ik ben u veel dank verschuldigd

ver·bli·chen [fɛɐ̯ˈblɪçn̩] VB

verblichen part perf von verbleichen

Vedi anche: verbleichen

ver·ˈblei·chen <verblich, verblichen> [fɛɐ̯ˈbl͜aiçn̩] VB vb intr

1. verbleichen (verblassen):

verbleichen

verbleichen

2. verbleichen ricerc veraltet (sterben):

verbleichen

verbleichen

ver·ˈblüf·fend [-fn̩t] AGG

verblüffend

verblüffend

verbazingwekkend

ver·ˈblö·den¹ [fɛɐ̯ˈbløːdn̩] VB vb intr

1. verblöden colloq (abgestumpft sein):

afgestompt raken

2. verblöden veraltet:

dom [o. zwakzinnig] worden

ver·ˈbun·den [fɛɐ̯ˈbʊndn̩] VB

verbunden 3. pers sing imperf von verbinden¹, verbinden²

Vedi anche: verbinden , verbinden

ver·ˈbin·den² [fɛɐ̯ˈbɪndn̩] VB vb rifl irreg

1. verbinden (sich zusammentun):

een verbond aangaan [o. sluiten]

2. verbinden (sich vermischen zu):

zich vermengen tot

3. verbinden (verbunden sein mit):

verbonden zijn aan

gepaard gaan met

ver·ˈbin·den¹ [fɛɐ̯ˈbɪndn̩] VB vb trans irreg

1. verbinden (einen Verband anlegen):

2. verbinden (die Augen verbinden):

3. verbinden (falsch binden):

verkeerd binden

4. verbinden CHIM (mit etw binden):

bij het binden gebruiken

5. verbinden TRASP:

verbinden (zusammenfügen)

verbinden (zusammenfügen)

verbinden (aneinander befestigen)

(aan elkaar) bevestigen

6. verbinden TELECOM (weiterleiten):

een verbinding vormen [o. tot stand brengen]

das verbindende Glied

de bindende schakel

7. verbinden:

verbinden (assoziieren)

verbinden (paaren mit)

er verbindet Kraft mit Geschicklichkeit

hij paart kracht aan behendigheid

8. verbinden (verpflichtet sein):

een band scheppen

ich bin Ihnen sehr verbunden

ik ben u veel dank verschuldigd

ver·ˈbün·den [fɛɐ̯ˈbʏndn̩] VB vb rifl

een verbond aangaan [o. sluiten]

Ver·ˈblen·dung <Verblendung, Verblendungen> SOST f

1. Verblendung:

Verblendung

2. Verblendung:

Verblendung

Verblendung

Verblendung

het verblind worden

ver·ˈblü·hen [fɛɐ̯ˈblyːən] VB vb intr

1. verblühen:

2. verblühen colloq:

ver·ˈblu·ten¹ [fɛɐ̯ˈbluːtn̩] VB vb intr

ver·ˈblas·sen [fɛɐ̯ˈblasn̩] VB vb intr

1. verblassen (blasser werden):

2. verblassen fig (schwächer werden):

minder [o. zwakker] worden

ver·ˈblei·ben [fɛɐ̯ˈbl͜aibn̩] VB vb intr irreg

1. verbleiben ricerc:

verbleiben (bleiben)

verbleiben (sich aufhalten)

verbleiben (sich aufhalten)

ein weiteres Verbleiben im Amt ist undenkbar

een verder aanblijven in het ambt is ondenkbaar

2. verbleiben ricerc (bleiben):

voortdurend zijn

er verblieb zeit seines Lebens ein Idealist

hij bleef zijn leven lang een idealist

3. verbleiben (eine Vereinbarung treffen):

het erop houden

wir sind so verblieben, dass …

we hebben afgesproken dat …

4. verbleiben ricerc (übrig bleiben):

das verbliebene Geld

het resterende [o. overgebleven] geld

ver·ˈblüf·fen [fɛɐ̯ˈblʏfn̩] VB vb trans

verblüffen

verblüffen

verblüffen

verblüfft stehen bleiben

perplex blijven staan

ver·ˈblei·chen <verblich, verblichen> [fɛɐ̯ˈbl͜aiçn̩] VB vb intr

1. verbleichen (verblassen):

verbleichen

verbleichen

2. verbleichen ricerc veraltet (sterben):

verbleichen

verbleichen

ˈblen·dend [ˈblɛndn̩t] AGG

1. blendend (auffallend gut):

2. blendend (strahlend):

Ver·ˈbin·dung <Verbindung, Verbindungen> [fɛɐ̯ˈbɪndʊŋ] SOST f

1. Verbindung (direkte Beziehung):

briefliche Verbindung

sich mit jdm in Verbindung setzen

zich met iem in verbinding stellen

Verbindung mit jdm aufnehmen

contact met iem opnemen

2. Verbindung (Zusammenhang):

verband nt

mit einem Verbrechen in Verbindung bringen

met een misdaad in verband brengen

3. Verbindung:

Verbindung (Zusammenschluss)

verbond nt

Verbindung (Verbindlichkeit)

4. Verbindung TECN:

5. Verbindung (Verknüpfung):

6. Verbindung (Korporation):

bond

corps nt

eine schlagende Verbindung (für Männer)

een studentencorps waar geduelleerd wordt

7. Verbindung CHIM kein pl:

het zich verbinden

8. Verbindung:

Verbindung TELECOM, TRASP, MAT

ver·ˈblich VB

verblich 3. pers sing imperf von verbleichen

Vedi anche: verbleichen

ver·ˈblei·chen <verblich, verblichen> [fɛɐ̯ˈbl͜aiçn̩] VB vb intr

1. verbleichen (verblassen):

verbleichen

verbleichen

2. verbleichen ricerc veraltet (sterben):

verbleichen

verbleichen

ver·ˈbind·lich [fɛɐ̯ˈbɪntlɪç] AGG

1. verbindlich (entgegenkommend):

verbindlich

verbindlich

verbindlich

ein paar verbindliche Worte

een paar vriendelijke woorden

2. verbindlich (bindend):

verbindlich

verbindlich

Cerca nel dizionario

tedesco

Pagina in Deutsch | English | Español | Italiano | Polski