olandese » tedesco

hand·tas <handtas|sen> [hɑntɑs] SOST f

hand·bal [hɑndbɑl] SOST nt geen pl (balsport)

hand·kar <handkar|ren> [hɑntkɑr] SOST f

hand·vat <handvat|ten> [hɑntfɑt] SOST nt

aan·was <aanwas|sen> [anwɑs] SOST m

1. aanwas (het groter worden):

2. aanwas (door aanslibbing verkregen grond):

han·dig <handige, handiger, handigst> [hɑndəx] AGG

han·del [hɑndəl] SOST m geen pl

2. handel (zaak van koop en verkoop):

6. handel (onderneming die handel drijft):

hand·rem <handrem|men> [hɑntrɛm] SOST f

hand·vol [hɑntfɔl] SOST f geen pl

hand·rug <handrug|gen> [hɑntrʏx] SOST m

han·nes <hannes|en> [hɑnəs] SOST m

Trottel m colloq pegg

han·gar [hɑŋɡar]

han·gaar <hangaar|s> [hɑŋɣar] SOST m

hang·mat <hangmat|ten> [hɑŋmɑt] SOST f

af·was [ɑfwɑs] SOST m geen pl

1. afwas (vaat):

2. afwas (het afwassen):

Spülen nt

Pagina in Deutsch | English | Español | Italiano | Polski