Traduzioni di „vloerdelen“ nel dizionario olandese » tedesco

(Vai a tedesco » olandese)

ver·de·len¹ <verdeelde, h. verdeeld> [vərdelə(n)] VB vb trans

1. verdelen (splitsen):

verdelen

teilen

een appel in vieren verdelen

einen Apfel in vier Stücke teilen

2. verdelen (in delen afmeten):

verdelen

verteilen

verdelen

aufteilen

verdelen

einteilen

3. verdelen (uitdelen; evenwichtig spreiden):

verdelen

verteilen

een erfenis onder de erfgenamen verdelen

eine Erbschaft an die Erben verteilen

4. verdelen (twist zaaien):

verdelen

teilen

verdelen

spalten

verdeel en heers

teile und herrsche

ver·oor·de·len <veroordeelde, h. veroordeeld> [vərordelə(n)] VB vb trans

veroordelen

verurteilen

iem ter dood veroordelen

jdn zum Tode verurteilen

iem tot vijf jaar gevangenisstraf veroordelen

jdn zu fünf Jahren Haft verurteilen

vloer·te·gel <vloertegel|s> [vlurteɣəl] SOST m

vloertegel

Bodenfliese f

oor·de·len² <oordeelde, h. geoordeeld> [ordelə(n)] VB vb intr

1. oordelen (rechtspreken):

oordelen

ein Urteil sprechen

hier kan alleen de rechter oordelen

hier kann nur der Richter ein Urteil aussprechen

2. oordelen (tot een gevolgtrekking komen):

oordelen

urteilen

naar zijn taal te oordelen

seiner Sprache nach (zu urteilen)

be·oor·de·len <beoordeelde, h. beoordeeld> [bəordelə(n)] VB vb trans

1. beoordelen:

beoordelen (een oordeel vellen)

beurteilen

beoordelen (vakkundig)

begutachten

beoordelen (waarde, niveau ook)

(be)werten

een proefwerk beoordelen (op school)

eine Klassenarbeit zensieren

2. beoordelen (zich een oordeel vormen over):

beoordelen

beurteilen

beoordelen

einschätzen

be·voor·de·len <bevoordeelde, h. bevoordeeld> [bəvordelə(n)] VB vb trans

bevoordelen

begünstigen

iem bevoordelen boven een ander

jdn vor einem anderen bevorzugen

vloer·kleed <vloer|kleden> [vlurklet] SOST nt

vloerkleed

Teppich m

vloed·lijn <vloedlijn|en> [vlutlɛin] SOST f

1. vloedlijn (het hoogste punt van de vloed):

vloedlijn

Strandlinie f

2. vloedlijn (plaatsen die op dezelfde tijd hoog water hebben):

vloedlijn

Flutstundenlinie f

fie·de·len <fiedelde, h. gefiedeld> [fidələ(n)] VB vb trans

fiedelen

fiedeln

mee·de·len¹ <deelde mee, h. meegedeeld> [medelə(n)] VB vb intr (deelhebben in)

meedelen

beteiligt sein an +dat

vloer·be·dek·king <vloerbedekking|en> [vlurbədɛkɪŋ] SOST f

vloerbedekking

Fußbodenbelag m

vloerbedekking (van tapijt)

Teppichboden m

de vaste vloerbedekking

der Teppichboden

on·der·ver·de·len <onderverdeelde, h. onderverdeeld> [ɔndərvərdelə(n)] VB vb trans

onderverdelen

unterteilen in +acc

onderverdelen (teksten, ideeën e.d.)

untergliedern

vloer·mat <vloermat|ten> [vlurmɑt] SOST f

vloermat

Matte f

vloermat (voor een deur)

Fußmatte f

vloei·end <vloeiende, vloeiender, vloeiendst> [vlujənt] AGG

vloeiend

fließend

de grenzen zijn vloeiend

die Grenzen sind fließend

hij spreekt vloeiend Engels

er spricht fließend Englisch

een vloeiende stijl

ein flüssiger Stil

vloei·tje <vloeitje|s> [vlujcə] SOST nt

1. vloeitje (sigarettenpapier):

vloeitje

Zigarettenpapier nt

2. vloeitje (stukje vloeipapier):

vloeitje

Stück nt Löschpapier

vloed·golf <vloed|golven> [vlutxɔlf] SOST f

vloedgolf

Flutwelle f

vloedgolf fig

Flut f

wan·de·len <wandelde, h. gewandeld> [wɑndələ(n)] VB vb intr

wandelen (slenteren)

spazieren

wandelen (een wandeling maken)

spazieren gehen

wandelen (op trektocht)

wandern

wandelen form

wandeln

gaan wandelen

einen Spaziergang machen

gaan wandelen

spazieren gehen

bui·de·len <buidelde, h. gebuideld> VB vb intr

buidelen

känguruen

bun·de·len <bundelde, h. gebundeld> [bʏndələ(n)] VB vb trans

bundelen

bündeln

bundelen (gedichten)

sammeln

alle krachten in één partij bundelen fig

alle Kräfte in einer Partei vereinen

stralen bundelen

Strahlen bündeln

han·de·len <handelde, h. gehandeld> [hɑndələ(n)] VB vb intr

1. handelen (handeldrijven):

handelen

Handel treiben

handelen

handeln

hij handelt in drugs

er handelt mit Rauschgift

onze firma handelt vooral op Engeland

unsere Firma handelt vor allem mit England

2. handelen (daad verrichten):

handelen

handeln

in strijd met iets handelen

gegen etw verstoßen

in drift/uit wraak handelen

im Jähzorn [o. in Wut] /aus Rache handeln

er moet gehandeld worden

es muss gehandelt werden

de vrijheid van handelen

die Handlungsfreiheit

3. handelen (behandelen):

handelen

handeln von +dat

handelen

behandeln

de redevoering zal handelen over een onderwerp uit de sterrenkunde

der Vortrag wird ein Thema (aus) der Astronomie behandeln