olandese » tedesco

Traduzioni di „entquellen“ nel dizionario olandese » tedesco

(Vai a tedesco » olandese)

Mostra l'elenco di tutti i risultati trovati

af·tel·len: verbo
in·bel·len: verbo
na·tel·len: verbo
op·tel·len: verbo
be·stel·len: verbo
in·stel·len: verbo
mee·tel·len: verbo
uit·tel·len: verbo
ver·tel·len: verbo
uit·stel·len: verbo
ten·toon·stel·len: verbo
af·bel·len: verbo
op·bel·len: verbo
op·wel·len: verbo
schel·len: verbo
op·stel·len: verbo
aan·bel·len: verbo
af·stel·len: verbo
be·knel·len: verbo
bij·tel·len: verbo

Stai visualizzando i risultati dalla grafia simile: uitstellen , vertellen , uittellen , meetellen , instellen , bestellen , optellen , natellen , inbellen , aftellen , tentoonstellen , doortellen , aanzwellen , opzwellen , flanellen , bijtellen , beknellen , afstellen , aanbellen , opstellen , schellen , opwellen , opbellen e afbellen

af·tel·len <telde af, h. afgeteld> [ɑftɛlə(n)] VB vb trans

1. aftellen:

aftellen (nauwkeurig uittellen)

aftellen (aftrekken)

geld aftellen

2. aftellen (een naderend tijdstip afwachten):

aan het aftellen zijn

die Tage zählen

de dagen aftellen

die Tage zählen

in·bel·len <belde in, h. ingebeld> [ɪmbɛlə(n)] VB vb intr

sich einwählen

na·tel·len <telde na, h. nageteld> [natɛlə(n)] VB vb trans

dat kun je op je vingers natellen fig

das kannst du dir an (den) fünf Fingern abzählen

op·tel·len <telde op, h. opgeteld> [ɔptɛlə(n)] VB vb trans

1. optellen (bijeentellen):

zusammenzählen

twee getallen optellen

zwei Zahlen addieren

iets bij iets anders optellen

etw zu etw anderem hinzuzählen

2. optellen (achterelkaar opnoemen):

be·stel·len <bestelde, h. besteld> [bəstɛlə(n)] VB vb trans

1. bestellen (laten komen):

2. bestellen:

bestellen (aan huis bezorgen)

bestellen (vooral van post)

bestellen (per voertuig)

brieven bestellen

Briefe austragen [o. zustellen]

3. bestellen (reserveren):

in·stel·len <stelde in, h. ingesteld> [ɪnstɛlə(n)] VB vb trans

1. instellen:

instellen (oprichten)

instellen (prijs)

instellen (regeling, wet e.d.)

instellen (regeling, wet e.d.)

instellen (kloosterorde)

instellen (commissie e.d. vooral)

2. instellen (beginnen):

een onderzoek instellen

eine Untersuchung durchführen

een gerechtelijk onderzoek tegen iem instellen

gegen jdn Ermittlungen einleiten

3. instellen ((voor gebruik) geschikt maken):

progressief ingesteld zijn

fortschrittlich eingestellt sein

zich instellen op fig

sich einstellen auf +acc

mee·tel·len¹ <telde mee, h. meegeteld> [metɛlə(n)] VB vb intr

1. meetellen (mede van belang zijn):

(mit) eine Rolle spielen

dat telt niet mee

das zählt nicht

2. meetellen (gezamenlijk tellen):

uit·tel·len <telde uit, h. uitgeteld> [œytɛlə(n)] VB vb trans

1. uittellen (uitbetalen):

2. uittellen (bokssport):

tel uit je winst (wat dat oplevert)

da kommt schon einiges zusammen

tel uit je winst (wat dat kost)

das geht ganz schön ins Geld

uitgeteld zijn (doodmoe)

ver·tel·len¹ <vertelde, h. verteld> [vərtɛlə(n)] VB vb trans

ik heb mij laten vertellen, dat

ich habe mir erzählen lassen, dass …

iets verder vertellen aan iem

jdm etw weitererzählen

een verhaal vertellen

eine Geschichte erzählen

niet veel te vertellen hebben

nicht viel zu sagen haben

uit·stel·len <stelde uit, h. uitgesteld> [œytstɛlə(n)] VB vb trans

uitstellen (plan, project)

een afspraak (een week) uitstellen

eine Verabredung (um eine Woche) verschieben

de opening wordt een dag uitgesteld

die Eröffnung verschiebt sich um einen Tag

voor onbepaalde tijd/tot nadere datum uitstellen

auf unbestimmte Zeit/bis auf weiteres verschieben

ten·toon·stel·len <stelde tentoon, h. tentoongesteld> [tɛntonstɛlə(n)] VB vb trans

tentoonstellen

tentoonstellen

zur Schau stellen

af·bel·len <belde af, h. afgebeld> [ɑvbɛlə(n)] VB vb trans

1. afbellen (telefonisch afzeggen):

telefonisch absagen

2. afbellen (per telefoon langsgaan):

herumtelefonieren

hij belde de halve stad af om een taxi

er hat in der ganzen Stadt herumtelefoniert, um ein Taxi zu bekommen

op·bel·len <belde op, h. opgebeld> [ɔbɛlə(n)] VB vb trans

ik zal je nog wel even opbellen

ich werde dich noch mal kurz anrufen

op·wel·len¹ <welde op, i. opgeweld> [ɔpwɛlə(n)] VB vb intr (opborrelen)

opwellende driften fig

aufwallende Triebe pl

schel·len¹ <schelde, h. gescheld> [sxɛlə(n)] VB vb intr (aan een schel trekken)

om iets schellen

nach etw klingeln

om iem schellen

(nach) jdm klingeln

op·stel·len² <stelde zich op, h. zich opgesteld> [ɔpstɛlə(n)] VB wk ww zich opstellen

1. opstellen (een plaats innemen):

sich aufstellen

2. opstellen (houding aannemen):

aan·bel·len <belde aan, h. aangebeld> [ambɛlə(n)] VB vb intr

af·stel·len <stelde af, h. afgesteld> [ɑfstɛlə(n)] VB vb trans

nauwkeurig afstellen

fein [o. präzise] einstellen

be·knel·len <beknelde, h. bekneld> [bəknɛlə(n)] VB vb trans

beknellen fig

beklommen machen

bij·tel·len <telde bij, h. bijgeteld> [bɛɪtɛlə(n)] VB vb trans

Cerca nel dizionario

olandese

Pagina in Deutsch | English | Español | Italiano | Polski