olandese » tedesco

Traduzioni di „zugetragen“ nel dizionario olandese » tedesco (Vai a tedesco » olandese)

Mostra l'elenco di tutti i risultati trovati

ge·dra·gen: verbo
ver·tra·gen: verbo
be·dra·gen: verbo
toe·dra·gen: verbo
uit·vra·gen: verbo
mee·dra·gen: verbo
mee·vra·gen: verbo
uit·dra·gen: verbo
weg·dra·gen: verbo
on·der·vra·gen: verbo
te·rug·vra·gen: verbo
af·dra·gen: verbo
af·vra·gen: verbo
in·dra·gen: verbo
na·dra·gen: verbo
na·vra·gen: verbo
op·dra·gen: verbo
op·vra·gen: verbo
schra·gen: verbo
bij·dra·gen: verbo

Stai visualizzando i risultati dalla grafia simile: gedragen , wegdragen , uitdragen , meevragen , meedragen , uitvragen , toedragen , bedragen , vertragen , terugvragen , ondervragen , voordragen , overdragen , verdragen , misdragen , aanvragen , aandragen , bijdragen , schragen , opvragen , opdragen , navragen , nadragen , indragen , afvragen e afdragen

ge·dra·gen <gedroeg zich, h. zich gedragen> [ɣədraɣə(n)] VB wk ww zich gedragen

1. gedragen:

gedragen (handelen)

gedragen (houding, optreden)

gedragen onderw.

gedragen onderw.

sich aufführen pegg

zich gedragen als een dictator

sich wie ein Diktator aufführen

in een zaak zich naar iems advies gedragen

in einer Angelegenheit jds Rat befolgen

zich netjes gedragen

sich ordentlich benehmen

2. gedragen (op de omgeving reageren):

kwik gedraagt zich vreemd in de buitenlucht

Quecksilber verhält sich an der Luft merkwürdig

ver·tra·gen¹ <vertraagde, h. vertraagd> [vərtraɣə(n)] VB vb trans

1. vertragen (trager maken):

2. vertragen (uitstellen):

het vertrek werd een dag vertraagd

die Abreise verzögerte sich um einen Tag

een proces vertragen

einen Prozess verschleppen

be·dra·gen <bedroeg, h. bedragen> [bədraɣə(n)] VB vb intr

sich belaufen auf +acc

toe·dra·gen¹ <droeg toe, h. toegedragen> [tudraɣə(n)] VB vb trans (koesteren jegens)

entgegenbringen

iem een goed hart toedragen

jdm wohlgesonnen sein

uit·vra·gen <vraagde uit/vroeg uit, h. uitgevraagd> [œytfraɣə(n)] VB vb trans

iem over iets uitvragen

jdn über etw acc ausfragen

mee·dra·gen <droeg mee, h. meegedragen> [medraɣə(n)] VB vb trans

mit sich (umher)tragen

mee·vra·gen <vroeg mee, h. meegevraagd> [mevraɣə(n)] VB vb trans

1. meevragen (vragen mee te gaan):

bitten mitzugehen

2. meevragen (uitnodigen):

uit·dra·gen <droeg uit, h. uitgedragen> [œydraɣə(n)] VB vb trans

1. uitdragen (naar buiten dragen):

een dode uitdragen

einen Toten zu Grabe tragen

2. uitdragen (verbreiden):

een zwangerschap uitdragen

ein Kind austragen

weg·dra·gen <droeg weg, h. weggedragen> [wɛɣdraɣə(n)] VB vb trans

1. wegdragen (dragend verwijderen):

2. wegdragen (verkrijgen):

iems goedkeuring wegdragen

jds Beifall finden

on·der·vra·gen <ondervraagde/ondervroeg, h. ondervraagd> [ɔndərvraɣə(n)] VB vb trans

1. ondervragen (verhoor doen ondergaan):

ondervragen

ondervragen

iem over iets ondervragen

jdn wegen einer Sache gen vernehmen [o. verhören]

2. ondervragen (inlichting vragen):

ondervragen

iem over iets ondervragen

jdn über etw acc befragen

te·rug·vra·gen <vraagde terug/vroeg terug, h. teruggevraagd> [tərʏxfraɣə(n)] VB vb trans

1. terugvragen (vragen iets terug te geven):

terugvragen

zurückverlangen

2. terugvragen (uitnodigen):

terugvragen

zu einem Gegenbesuch einladen

af·dra·gen <droeg af, h. afgedragen> [ɑvdraɣə(n)] VB vb trans

1. afdragen (naar beneden brengen):

2. afdragen (door dragen afslijten):

3. afdragen (overdragen):

geld afdragen

af·vra·gen <vroeg zich af, h. zich afgevraagd> [ɑfraɣə(n)] VB wk ww

afvragen zich afvragen:

ik vraag mij af of

ich frage mich, ob

in·dra·gen <droeg in, h. ingedragen> [ɪndraɣə(n)] VB vb trans

(hinein)tragen in +acc

men droeg de drenkeling het huis in

man trug den Ertrunkenen ins Haus (hinein)

na·dra·gen <droeg na, h. nagedragen> [nadraɣə(n)] VB vb trans

iem iets nadragen

jdm etw nachtragen [o. hinterhertragen]

na·vra·gen <vraagde na/vroeg na, h. nagevraagd> [navraɣə(n)] VB vb trans

sich erkundigen

je kunt het bij hem navragen

du kannst dich bei ihm danach erkundigen

op·dra·gen <droeg op, h. opgedragen> [ɔbdraɣə(n)] VB vb trans

1. opdragen (naar boven dragen):

2. opdragen (aanbieden):

het voorzitterschap opdragen aan iem

jdm den Vorsitz übertragen

3. opdragen:

opdragen (toewijden)

opdragen (mis)

4. opdragen (gelasten):

iem een werk opdragen

jdn mit einer Arbeit beauftragen

iem opdragen iets te doen

jdm auftragen, etw zu tun

iem opdragen iets te doen

jdn beauftragen, etw zu tun

5. opdragen (aanbieden als eerbewijs):

een boek opdragen aan iem

jdm ein Buch widmen

6. opdragen (dragen tot het versleten is):

op·vra·gen <vroeg op/vraagde op, h. opgevraagd> [ɔpfraɣə(n)] VB vb trans

opvragen (geld)

documenten opvragen

Unterlagen anfordern

schra·gen <schraagde, h. geschraagd> [sxraɣə(n)] VB vb trans

1. schragen:

schragen (steunen)

(unter)stützen

schragen (tegen instorting)

2. schragen fig:

iem in zijn voornemens schragen

jdn in seinen Vorsätzen bestärken

iems moed schragen

bij·dra·gen <droeg bij, h. bijgedragen> [bɛidraɣə(n)] VB vb trans

1. bijdragen:

bijdragen (als zijn aandeel inbrengen)

bijdragen (meestal geld)

zijn deel aan iets bijdragen

seinen Teil zu einer Sache beitragen [o. beisteuern]

in de onkosten bijdragen

zu den Unkosten beitragen

2. bijdragen (bevorderlijk zijn voor):

förderlich sein +dat

Cerca nel dizionario

olandese

Pagina in Deutsch | English | Español | Italiano | Polski