olandese » tedesco

ge·tui·gen1 <getuigde, h. getuigd> [ɣətœyɣə(n)] VB vb intr

2. getuigen (spreken in het nadeel, voordeel van):

getuigen

3. getuigen (tonen, blijk geven):

getuigen
getuigen

ge·tui·gen2 <getuigde, h. getuigd> [ɣətœyɣə(n)] VB vb trans (als getuige verklaren, bevestigen)

getuigen
getuigen
zij kan getuigen dat ik thuis was

Pagina in Deutsch | English | Español | Italiano | Polski