Traduzioni di „glanztat“ nel dizionario tedesco » olandese

(Vai a olandese » tedesco)

ˈglanz·los AGG

glanzlos

glansloos

glanzlos

mat

glanzlos

dof

ˈganz·tags AVV

ganztags

de hele dag

ganztags

voor hele dagen

glatt <glatter[o. glätter], glattest[o. glättest] > [glat] AGG

1. glatt (flach, eben):

glatt

glad

glatt

vlak

glatt

effen

glatt anliegen

nauw sluiten

die Rechnung ging glatt auf colloq

de rekening klopte precies

die Wäsche glatt legen

de was opvouwen

etw glatt machen

iets gladmaken [o. gladvouwen]

etw glatt stricken

iets effen breien

2. glatt (rutschig):

glatt

glad

glatt

glibberig

3. glatt colloq (problemlos):

glatt

vlot

glatt

voorspoedig

glatt

zonder problemen

glatt

op rolletjes

glatt

vloeiend

es ist alles glatt gegangen [o. gelaufen ]

alles is goed [o. vlot] verlopen

4. glatt pegg (aalglatt):

glatt

gewiekst

glatt

gehaaid

ein glattes Benehmen

een huichelachtig [o. schijnheilig] [o. vleierig] gedrag

ein glatter Typ

een gladde vogel

ein glatter Typ

een gladjanus

5. glatt colloq (rundweg):

glatt

gladweg

glatt

rondweg

glatt

gewoonweg

glatt

ronduit

glatt

direct

eine glatte Absage

een botte weigering

das ist glatt erfunden

dat is gewoonweg verzonnen

jdm etw glatt ins Gesicht sagen

iem iets recht in zijn gezicht zeggen

6. glatt colloq (eindeutig):

glatt

volkomen

glatt

volslagen

glatt

totaal

glatt

puur

das ist glatter Betrug

dat is puur [o. je reinste] bedrog

ein glatter Beweis

een duidelijk bewijs

eine glatte Drei

een dikke [o. goede] zeven

das kostet glatt tausend Euro

dat kost (goed en) wel duizend euro

ein glatter Sieg

een duidelijke [o. overtuigende] overwinning

das habe ich glatt vergessen!

dat ben ik glad [o. totaal] vergeten!

ˈglanz·voll AGG

1. glanzvoll (glänzend):

glanzvoll

glansrijk

glanzvoll

luisterrijk

glanzvoll

schitterend

2. glanzvoll (ausgezeichnet):

glanzvoll

schitterend

glanzvoll

uitstekend

ˈGlanz·zeit SOST f

Glanzzeit

bloeitijd

Glanzzeit

glansperiode

Glanzzeit

bloeiperiode

ˈglän·zend [ˈglɛn͜tsn̩t] AGG

1. glänzend (glanzvoll):

glänzend

glanzend

glänzend

blinkend

glänzend

schitterend

2. glänzend fig (ausgezeichnet):

glänzend

schitterend

glänzend

briljant

glänzend

uitstekend

es geht mir glänzend!

met mij gaat alles prima [o. tof] !

in glänzender Laune sein

goedgemutst zijn

in glänzender Laune sein

een opperbest [o. puikbest] humeur hebben

ˈGlanz·licht SOST nt meist pl

1. Glanzlicht a. ARTE:

Glanzlicht

glimlicht(je)

einer Sache Glanzlichter aufsetzen

iets beter [o. extra] doen uitkomen

2. Glanzlicht fig:

Glanzlicht

lichtpuntje nt

ˈGlanz·punkt SOST m

Glanzpunkt

hoogtepunt nt

Glanzpunkt

clou

Glanzpunkt

klapstuk

Glanz <Glanzes, Glänze> [glan͜ts ] SOST m meist sing

Glanz (das Glänzen)

glans

Glanz (das Glänzen)

schittering

Glanz fig a. (herrliche Pracht)

luister

Glanz fig a.

glorie

Glanz fig a.

praal

etw auf Glanz polieren

iets poetsen tot het blinkt [o. glimt]

etw auf Glanz polieren

iets glimmend [o. blinkend] poetsen

einer Sache Glanz geben [o. verleihen ]

iets luister bijzetten

ein trügerischer Glanz

een bedrieglijke schijn

im höchsten Glanz fig

in volle glorie

in neuem Glanz erscheinen

een nieuwe glans gekregen hebben

mit Glanz

met glans

mit Glanz

glansrijk

mit Glanz

eervol

mit Glanz und Gloria

met veel ophef [o. bombarie] [o. tamtam]

mit Glanz und Gloria

met vlag en wimpel

mit Glanz und Gloria durchfallen

zakken als een baksteen

mit Glanz und Gloria hinausgeworfen werden colloq

op staande voet ontslagen worden [o. eruit gemieterd worden]

ˈglän·zen [ˈglɛn͜tsn̩] VB vb intr

1. glänzen (von polierter Oberfläche):

glänzen

glanzen

glänzen

blinken

glänzen

schitteren

vor Freude glänzen

van vreugde [o. plezier] stralen

2. glänzen (sich hervortun):

glänzen

schitteren

glänzen

uitblinken

seine Sprachkenntnisse glänzen lassen

met zijn talenkennis pralen [o. paraderen]

es ist nicht alles Gold, was glänzt prov

het is niet al goud wat blinkt

Esempi monolingue (non verificati dalla Redazione di PONS)

tedesco

Bismarcks Reichsgründung galt ihm als heroische Glanztat der deutschen Geschichte.

de.wikipedia.org