olandese » tedesco

spee·chen <speechte, h. gespeecht> [spiːtʃə(n)] VB vb intr

specht <specht|en> [spɛxt] SOST m

spe·cie <specie|s, speciën> [spesi] SOST f (cement, mortel)

speech <speech|es, speech|en> [spiːtʃ] SOST m

speen <spenen> [spen] SOST f

1. speen (dop op een zuigfles):

Sauger m

2. speen (tepel):

Zitze f

spe·len1 <speelde, h. gespeeld> [spelə(n)] VB vb trans

7. spelen (in beweging brengen, opwerpen):

spe·nen <speende, h. gespeend> [spenə(n)] VB vb trans

1. spenen (niet meer zogen):

toe·jui·chen <juichte toe, h. toegejuicht> [tujœyxə(n)] VB vb trans

1. toejuichen (juichend toeroepen):

2. toejuichen (goedkeuren):

toe·la·chen <lachte toe, h. toegelachen> [tulɑxə(n)] VB vb trans

1. toelachen (lachend aankijken):

zulachen +dat
anlachen +acc

2. toelachen form (gunstig gestemd zijn):

gewogen sein +dat

af·la·chen <lachte af, h. afgelachen> [ɑflɑxə(n)] VB vb intr

brun·chen <brunchte, h. gebruncht> [brʏnʃə(n)] VB vb intr

speed [spiːd] SOST m geen pl (middel)

speer <speren> [sper] SOST f

speet VB

speet 3. pers sing imperf van spijten

Vedi anche: spijten

spij·ten <speet, h. gespeten> [spɛitə(n)] VB vb intr

spe·ler <speler|s> [spelər] SOST m

1. speler (sportbeoefenaar):

Akteur m form

2. speler (acteur, actrice):

Akteur m form

3. speler (gezelschapsspel):

4. speler (gokker):

5. speler (muzikant):

spea·ker <speaker|s> [spiːkər] SOST m

1. speaker (luidspreker):

2. speaker (omroeper bij wedstrijden):


Pagina in Deutsch | English | Español | Italiano | Polski