Traduzioni di „wegbetten“ nel dizionario tedesco » olandese

(Vai a olandese » tedesco)

ˈweg·blei·ben VB vb trans irreg colloq

wegbleiben (Strom)

wegblijven

wegbleiben (Strom)

uitvallen

wegbleiben (Motor)

afslaan

mir blieb die Luft weg

ik stond paf

jdm bleibt die Sprache weg

iem is sprakeloos [o. met stomheid geslagen]

mir bleibt die Spucke weg colloq

nou breekt mijn klomp

mir bleibt die Spucke weg colloq

ik ben sprakeloos [o. stomverbaasd]

ˈein·bet·ten VB vb trans a. fig

einbetten

inbedden

einbetten TECN

inlaten

einbetten TECN

verzinken

ver·ˈket·ten [fɛɐ̯ˈkɛtn̩] VB vb trans

1. verketten (verschließen):

verketten

met een ketting [o. kettingen] vastmaken [o. bevestigen]

2. verketten fig (verbinden):

verketten

verbinden

ver·ˈwet·ten VB vb trans

verwetten

verwedden

verwetten

inzetten bij het wedden

ˈweg·tre·ten² VB vb trans irreg (Ball)

wegtreten

wegtrappen

wegtreten

wegschoppen

be·ˈgat·ten¹ VB vb trans ricerc

begatten

dekken

begatten

paren met

er·ˈbit·ten [-ˈbɪtn̩] VB vb trans ricerc

erbitten

vragen [o. verzoeken] om

jds Rat/Verzeihung erbitten

iem om raad/vergeving vragen

ˈweg·be·kom·men VB vb trans irreg colloq

wegbekommen (fortbewegen können, entfernen können) → wegkriegen

Vedi anche: wegkriegen

ˈweg·krie·gen VB vb trans

1. wegkriegen colloq:

wegkriegen

wegkrijgen

wegkriegen

eruit krijgen

wegkriegen

verwijderen

2. wegkriegen colloq:

wegkriegen

erachter komen

wegkriegen

doorhebben

3. wegkriegen colloq:

wegkriegen

oplopen

wegkriegen

zich op de hals halen

ˈweg·schüt·ten VB vb trans

1. wegschütten:

wegschütten

weggieten

2. wegschütten:

wegschütten

weggooien

ˈweg·brin·gen VB vb trans irreg

1. wegbringen:

wegbringen

wegbrengen

2. wegbringen colloq:

wegbringen

afbrengen

3. wegbringen colloq (Fleck):

wegbringen

wegkrijgen

ˈan·ket·ten VB vb trans

anketten

(vast)ketenen

anketten

aan de ketting leggen

einen Verbrecher anketten

een misdadiger in de boeien slaan [o. sluiten]

ˈein·fet·ten VB vb trans

einfetten

(met vet) insmeren

einfetten

invetten

ent·ˈfet·ten [-ˈfɛtn̩] VB vb trans

entfetten

ontvetten

ge·ˈrit·ten² [gəˈrɪtn] VB

geritten part perf von reiten¹, reiten²

Vedi anche: reiten , reiten

ˈrei·ten² <ritt, geritten> [ˈr͜aitn̩] VB vb trans

1. reiten:

reiten

(be)rijden

Wellen reiten

plankzeilen

Wellen reiten

surfen

ein Pferd zuschanden reiten

een paard half dood rijden [o. afjakkeren] [o. afjagen]

2. reiten:

reiten

rijden

reiten

dekken

ˈrei·ten¹ <ritt, geritten> [ˈr͜aitn̩] VB vb intr

reiten

rijden

das Kind auf den Knien reiten lassen

het kind op z'n knieën laten rijden

im Galopp/Schritt reiten

in galop/stapvoets rijden

be·ˈrit·ten AGG

beritten

bereden

beritten

te paard

er·ˈmat·ten¹ [ɛɐ̯ˈmatn̩] VB vb intr

1. ermatten ricerc (ermüden):

ermatten

moe [o. afgemat] raken

ermatten

verflauwen

2. ermatten ricerc (matt, flau werden):

ermatten

mat [o. dof] worden

ge·ˈlit·ten [gəˈlɪtn] VB

gelitten part perf von leiden¹, leiden²

Vedi anche: leiden , leiden

ˈlei·den² <litt, gelitten> [ˈl͜aidn̩] VB vb intr

leiden

lijden

an einer Krankheit leiden

aan een ziekte lijden

ˈlei·den¹ <litt, gelitten> [ˈl͜aidn̩] VB vb trans

1. leiden (erdulden):

leiden

lijden

leiden

ondervinden

leiden

ondergaan

Ängste leiden

angst(en) uitstaan [o. doorstaan]

2. leiden (mögen):

leiden

lijden

leiden

verdragen

etw (auf den Tod) nicht leiden können

iets (absoluut) niet kunnen uitstaan

ich mochte ihn nie so recht leiden

ik heb hem nooit erg gemogen

3. leiden ricerc (dulden):

leiden

dulden

die Sache leidet keinen Aufschub

de zaak duldt geen uitstel

ˈWeg·be·rei·ter(in) SOST m(f)

Wegbereiter(in)

wegbereider(wegbereidster) m (f)

Wegbereiter(in)

pionier(pionierster) m (f)

Wegbereiter(in)

baanbreker(baanbreekster) m (f)