olandese » tedesco

Traduzioni di „Phasen“ nel dizionario olandese » tedesco

(Vai a tedesco » olandese)

Mostra l'elenco di tutti i risultati trovati

plas·sen: verbo
op·ha·len: verbo
Pa·sen: nome
lea·sen: verbo
har·sen: verbo
pas·sen: verbo
he·sen: verbo

Stai visualizzando i risultati dalla grafia simile: ophalen , plassen , hesen , passen , harsen , leasen e Pasen

plas·sen² <plaste, h. geplast> [plɑsə(n)] VB vb trans

1. plassen (in plassen uitstorten):

water op de trap plassen

Wasser auf die Treppe schwappen

2. plassen (met de urine lozen):

mit dem Urin ausscheiden

bloed plassen

Blut im Urin haben

op·ha·len <haalde op, h. opgehaald> [ɔphalə(n)] VB vb trans

1. ophalen:

ophalen (omhooghalen: kleding, wenkbrauwen)

ophalen (omhooghalen: gordijn, brug, zeil)

ophalen (omhooghalen: anker, netten)

de schouders ophalen fig

mit den Schultern/Achseln zucken

2. ophalen (afhalen):

vuilnis ophalen

3. ophalen (in herinnering brengen):

herinneringen ophalen

Erinnerungen auffrischen

4. ophalen (inzamelen):

geld ophalen

Geld einsammeln

5. ophalen (verbeteren):

6. ophalen (opfrissen):

een kleur ophalen

eine Farbe auffrischen

7. ophalen (openhalen):

8. ophalen (door sterk ademen opzuigen, opsnuiven):

zijn hart (aan iets) ophalen (genieten)

sich an etw dat erfreuen

Pa·sen [pasə(n)] SOST m geen pl

Ostern nt

dit jaar hebben we een vroege Pasen

Ostern ist früh dieses Jahr

lea·sen <leasete/leasede, h. geleaset/geleased> [liːsə(n)] VB vb trans

har·sen <harste, h. geharst> [hɑrsə(n)] VB vb trans

pas·sen¹ <paste, h. gepast> [pɑsə(n)] VB vb intr

passen (pasvorm; plaats)

passen (pasvorm; plaats)

passen (ervoor waken)

die tas past niet bij die jas

die Tasche passt nicht zu dieser Jacke

de broek past me niet

die Hose passt mir nicht

hij past niet in deze omgeving

er passt nicht in diese Umgebung

dat past op hem

das passt auf ihn

op de kinderen passen

auf die Kinder aufpassen

daar pas ik voor fig

darauf verzichte ich

ik pas! (kaartspel)

he·sen VB

hesen 3. pl sing imperf van hijsen¹, hijsen²

Vedi anche: hijsen , hijsen

hij·sen² <hees, h. gehesen> [hɛisə(n)] VB vb intr ((veel) drinken)

bechern colloq

stevig hijsen

tüchtig bechern scherz

hij·sen¹ <hees, h. gehesen> [hɛisə(n)] VB vb trans

1. hijsen:

hijsen (naar boven trekken)

hijsen (vlag, zeil e.d.)

het anker hijsen

den Anker lichten

2. hijsen (met moeite naar boven brengen):

zich uit een stoel hijsen

sich aus einem Stuhl hochwinden

dat hijs je niet

das schaffst du nicht

3. hijsen ((veel) drinken):

saufen sl

bier hijsen

Cerca nel dizionario

olandese

Pagina in Deutsch | English | Español | Italiano | Polski