olandese » tedesco

von·ken <vonkte, h. gevonkt> [vɔŋkə(n)] VB vb intr

vonk <vonk|en> [vɔŋk] SOST f

von·den VB

vonden 3. pers pl imperf van vinden

Vedi anche: vinden

vin·den <vond, h. gevonden> [vɪndə(n)] VB vb trans

3. vinden (bedenken, uitdenken):

bon·ken <bonkte, h. gebonkt> [bɔŋkə(n)] VB vb intr

1. bonken (hard aankomen tegen):

don·ker2 <donkere, donkerder, donkerst> [dɔŋkər] AGG

3. donker (niet licht van kleur):

4. donker (geluiden):

jon·ker <jonker|s> [jɔŋkər] SOST m

lon·ken <lonkte, h. gelonkt> [lɔŋkə(n)] VB vb intr

2. lonken (kijken of iets recht is):

ron·ken <ronkte, h. geronkt> [rɔŋkə(n)] VB vb intr

1. ronken (snurken):

2. ronken colloq (in diepe slaap zijn):

ratzen sl

zonken VB

zonken 3. pers pl imperf van zinken²

Vedi anche: zinken , zinken

zin·ken2 <zonk, i. gezonken> [zɪŋkə(n)] VB vb intr

1. zinken (niet blijven drijven):

zin·ken1 [zɪŋkə(n)] AGG

von·ke·len VB vb intr

vonkelen → vonken

Vedi anche: vonken

von·ken <vonkte, h. gevonkt> [vɔŋkə(n)] VB vb intr

vond VB

vond 3. pers sing imperf van vinden

Vedi anche: vinden

vin·den <vond, h. gevonden> [vɪndə(n)] VB vb trans

3. vinden (bedenken, uitdenken):

dron·ken2 VB

dronken 3. pers pl imperf van drinken²

Vedi anche: drinken , drinken

drin·ken1 [drɪŋkə(n)] SOST nt geen pl

pron·ken <pronkte, h. gepronkt> [prɔŋkə(n)] VB vb intr

ston·ken VB

stonken 3. pers pl imperf van stinken

Vedi anche: stinken

klon·ken VB

klonken 3. pers pl imperf van klinken¹, klinken²

Vedi anche: klinken , klinken

klin·ken1 <klonk, h. geklonken> [klɪŋkə(n)] VB vb trans (ambacht(elijk))

slon·ken VB

slonken 3. pers pl imperf van slinken

Vedi anche: slinken

vondst <vondst|en> [vɔnst] SOST f

1. vondst (ontdekking):

2. vondst (omstandigheid dat men iets vindt):

Fund m

3. vondst (gevonden voorwerp):

Fund m

Pagina in Deutsch | English | Español | Italiano | Polski