olandese » tedesco

olandese)

Mostra l'elenco di tutti i risultati trovati

vo·ren: avverbio
vor·men: verbo
dor·sen: verbo
mor·sen: verbo
tor·sen: verbo
vorm·sel: nome
vor·mend: aggettivo e avverbio
koer·sen: verbo
vorst: nome
har·sen: verbo
per·sen: verbo
voe·den: verbo
voe·gen: verbo
voe·len: verbo
voe·ren: verbo

Stai visualizzando i risultati dalla grafia simile: torsen , morsen , dorsen , vormen , voren , koersen , vormend , vormsel , voeren , voelen , voegen , voeden , persen , harsen e vorst

vo·ren [vorə(n)] AVV

1. voren (vooruit):

voren

vorn(e)

voren

vor-

naar voren komen (zich openbaren)

zutage treten [o. kommen]

van achteren naar voren

von vorne bis hinten

iets naar voren brengen fig

etw vorbringen

een stap naar voren doen

einen Schritt vortreten

van achteren naar voren en van voren naar achteren

vorwärts und rückwärts

2. voren (eerder):

voren

vorn(e)

van voren af aan

von vorn(e)

vor·men <vormde, h. gevormd> [vɔrmə(n)] VB vb trans

dor·sen <dorste, h. gedorst> [dɔrsə(n)] VB vb trans

dorsen

dreschen

mor·sen¹ <morste, h. gemorst> [mɔrsə(n)] VB vb trans

morsen

kleckern

tor·sen <torste, h. getorst> [tɔrsə(n)] VB vb trans

1. torsen (met grote moeite dragen):

torsen

schleppen

2. torsen (gebukt gaan onder):

torsen

tragen

3. torsen (torderen):

torsen

verdrehen

torsen

verwinden

torsen

tordieren term tecn

vorm·sel <vormsel|s> [vɔrmsəl] SOST nt

vormsel

Firmung f

vor·mend [vɔrmənt] AGG

vormend

bildend

dit boek is vormend voor de geest

dieses Buch bildet den Geist

algemeen vormend onderwijs

allgemein bildende(r) Unterricht m

koer·sen <koerste, h./i. gekoerst> [kursə(n)] VB vb intr

1. koersen (de koers richten):

koersen

Kurs nehmen auf +acc

koersen

steuern auf +acc

2. koersen SPORT:

koersen

(mit)fahren

vorst¹ [vɔrst] SOST m geen pl (het vriezen, vriezend weer)

vorst

Frost m

vier graden vorst

vier Grad Kälte

we krijgen vorst

es wird Frost geben

de vorst zit nog in de grond

der Boden ist noch gefroren

vorst dicht aan de grond

Bodenfrost

har·sen <harste, h. geharst> [hɑrsə(n)] VB vb trans

harsen

entharzen

per·sen <perste, h. geperst> [pɛrsə(n)] VB vb trans

voe·den¹ <voedde, h. gevoed> [vudə(n)] VB vb intr form (voedzaam zijn)

voeden

nahrhaft sein

rijst voedt meer dan aardappelen

Reis ist nahrhafter als Kartoffeln

voe·gen¹ <voegde, h. gevoegd> [vuɣə(n)] VB vb trans

1. voegen (verbinden):

voegen

fügen

voegen

verbinden

planken in/aan elkaar voegen

Bretter ineinander-/aneinanderfügen

2. voegen:

voegen (verenigen met)

fügen

voegen (erbij voegen)

hinzufügen

rente bij het kapitaal voegen

Zinsen zum Kapital schlagen

stukken bij een dossier voegen

Akten zu einem Dossier legen

hierbij voeg ik een biljet van 100 euro

ich füge [o. lege] einen Hunderteuroschein bei

zich bij iem voegen

sich jdm anschließen

3. voegen (opvullen met specie):

voegen

fugen

voegen

ausfugen

voegen

verfugen

voe·len¹ <voelde zich, h. zich gevoeld> [vulə(n)] VB wk ww

voelen zich voelen (in een toestand verkeren):

voelen

sich fühlen

zich tot iem aangetrokken voelen

sich zu jdm hingezogen fühlen

ik voel me ellendig

ich fühle mich elend

hij voelt zich (heel wat [o. een hele piet])

er ist ganz schön eingebildet

voe·ren¹ <voerde, h. gevoerd> [vurə(n)] VB vb trans

1. voeren (vervoeren):

voeren

befördern

2. voeren (verrichten, bezigen):

voeren

führen

het bevel over een leger voeren

über ein Heer befehlen

het bevel over een leger voeren

über eine Armee befehlen

een gesprek voeren

ein Gespräch führen

oorlog voeren

Krieg führen

oppositie voeren

Opposition betreiben

de pen voeren

die Feder führen

een proces/het woord voeren

einen Prozess/das Wort führen

3. voeren (dragen, meevoeren):

voeren

führen

een titel voeren

einen Titel führen

de Britse vlag voeren

die britische Flagge führen

4. voeren:

voeren (van voering voorzien)

füttern

voeren (van remmen)

belegen

5. voeren (eten geven):

voeren

füttern

iem dronken voeren

jdn betrunken machen

Cerca nel dizionario

olandese

Traduzioni di „vorsen“ nel dizionario olandese » tedesco (Vai a tedesco » olandese)

vo·ren [vorə(n)] AVV

1. voren (vooruit):

2. voren (eerder):

vor·men <vormde, h. gevormd> [vɔrmə(n)] VB vb trans

1. vormen (een vorm geven):

2. vormen:

3. vormen:

4. vormen:

5. vormen (opvoeden, ontwikkelen):

6. vormen (het vormsel toedienen):

dor·sen <dorste, h. gedorst> [dɔrsə(n)] VB vb trans

mor·sen1 <morste, h. gemorst> [mɔrsə(n)] VB vb trans

tor·sen <torste, h. getorst> [tɔrsə(n)] VB vb trans

1. torsen (met grote moeite dragen):

2. torsen (gebukt gaan onder):

3. torsen (torderen):

vorm·sel <vormsel|s> [vɔrmsəl] SOST nt

vor·mend [vɔrmənt] AGG

koer·sen <koerste, h./i. gekoerst> [kursə(n)] VB vb intr

1. koersen (de koers richten):

2. koersen SPORT:

vorst1 [vɔrst] SOST m geen pl (het vriezen, vriezend weer)

har·sen <harste, h. geharst> [hɑrsə(n)] VB vb trans

per·sen <perste, h. geperst> [pɛrsə(n)] VB vb trans

voe·den1 <voedde, h. gevoed> [vudə(n)] VB vb intr form (voedzaam zijn)

voe·gen1 <voegde, h. gevoegd> [vuɣə(n)] VB vb trans

1. voegen (verbinden):

2. voegen:

3. voegen (opvullen met specie):

voe·len1 <voelde zich, h. zich gevoeld> [vulə(n)] VB wk ww

voelen zich voelen (in een toestand verkeren):

voe·ren1 <voerde, h. gevoerd> [vurə(n)] VB vb trans

1. voeren (vervoeren):

2. voeren (verrichten, bezigen):

3. voeren (dragen, meevoeren):

4. voeren:

5. voeren (eten geven):

Cerca nel dizionario

Collegamenti esterni

Feedback

Trainer lessicale

Synonyms

La mia cronologia di ricerca

mor·sen¹ <morste, h. gemorst> [mɔrsə(n)] VB vb trans

vorst¹ [vɔrst] SOST m geen pl (het vriezen, vriezend weer)

voe·den¹ <voedde, h. gevoed> [vudə(n)] VB vb intr form (voedzaam zijn)

voe·gen¹ <voegde, h. gevoegd> [vuɣə(n)] VB vb trans

voe·len¹ <voelde zich, h. zich gevoeld> [vulə(n)] VB wk ww

voe·ren¹ <voerde, h. gevoerd> [vurə(n)] VB vb trans