on·der2 [ɔndər] PREP
4. onder (tijdens):
-
onder
-
während +gen
5. onder (ten tijde van):
-
onder
-
unter +dat
6. onder (vlakbij):
8. onder (beschermd door):
-
onder
-
unter +dat
-
kinderen onder begeleiding van een volwassene
-
onder vrijgeleide vertrekken
12. onder (ten gevolge van):
-
onder
-
unter +dat