olandese » tedesco

kro·ket <kroket|ten> [krokɛt] SOST f

af·zet·ten1 <zette af, h. afgezet> [ɑfsɛtə(n)] VB vb trans

1. afzetten (afnemen en ergens neerzetten):

2. afzetten (buiten werking stellen):

3. afzetten (amputeren):

4. afzetten (ontfutselen):

8. afzetten (uit zijn ambt ontzetten):

13. afzetten (van de hand doen):

14. afzetten (de afmetingen, het verloop aanduiden):

15. afzetten (laten bezinken, neerslaan):

be·let·ten <belette, h. belet> [bəlɛtə(n)] VB vb trans

be·zet·ten <bezette, h. bezet> [bəzɛtə(n)] VB vb trans

1. bezetten (een plaats, ruimte):

2. bezetten (een gebied, gebouw):

3. bezetten (voorzien van):

4. bezetten (bekleden):

bekleiden form

5. bezetten (tijd):

6. bezetten muz. (toneel):

in·zet·ten2 <zette in, h. ingezet> [ɪnzɛtə(n)] VB vb intr

1. inzetten (beginnen):

3. inzetten muz.:

na·zet·ten <zette na, h. nagezet> [nazɛtə(n)] VB vb trans (vervolgen)

om·zet·ten1 <zette om, h. omgezet> [ɔmzɛtə(n)] VB vb trans

1. omzetten (van plaats laten verwisselen):

2. omzetten (in een andere stand brengen):

4. omzetten (verhandelen):

6. omzetten muz.:

op·zet·ten1 <zette op, i. opgezet> [ɔpsɛtə(n)] VB vb intr

in·vet·ten <vette in, h. ingevet> [ɪnvɛtə(n)] VB vb trans

op·let·ten <lette op, h. opgelet> [ɔplɛtə(n)] VB vb intr

2. opletten (aandachtig luisteren):

aan·zet·ten2 <zette aan, i. aangezet> [anzɛtə(n)] VB vb intr (dik maken, aankoeken)

uit·zet·ten1 <zette zich uit, h. zich uitgezet> [œytsɛtə(n)] VB wk ww

uitzetten zich uitzetten (in omvang toenemen):

weg·zet·ten <zette weg, h. weggezet> [wɛxsɛtə(n)] VB vb trans

3. wegzetten (verkopen):

be·smet·ten <besmette, h. besmet> [bəsmɛtə(n)] VB vb trans

2. besmetten (bevlekken):

bij·zet·ten <zette bij, h. bijgezet> [bɛizɛtə(n)] VB vb trans

1. bijzetten (plaatsen bij):

2. bijzetten (begraven):

ont·vet·ten <ontvette, h. ontvet> [ɔntfɛtə(n)] VB vb trans


Pagina in Deutsch | English | Español | Italiano | Polski