olandese » tedesco

Traduzioni di „Unarten“ nel dizionario olandese » tedesco

(Vai a tedesco » olandese)

Mostra l'elenco di tutti i risultati trovati

har·ten: nome
kar·ten: verbo
tar·ten: verbo
kaar·ten: verbo
Maar·ten
star·ten: verbo
una·niem: aggettivo e avverbio
kor·ten: verbo
hor·ten: verbo
flir·ten
spor·ten: verbo
spur·ten: verbo
stor·ten: verbo
mun·ten: verbo
pun·ten: verbo
naas·ten: verbo
na·la·ten: verbo
na·me·ten: verbo
bar·sten: verbo
mark·ten: verbo

Stai visualizzando i risultati dalla grafia simile: starten , Maarten , kaarten , tarten , karten , harten , carter , marter , enten , harte , carte , markten , barsten , nameten , nalaten , naasten , punten , munten , storten , spurten , sporten , flirten , horten , korten e unaniem

har·ten <harten, harten|s> [hɑrtə(n)] SOST f

Herz nt

harten is troef

Herz ist Trumpf

kar·ten <kartte, h. gekart> [kɑːrtə(n)] VB vb intr

tar·ten <tartte, h. getart> [tɑrtə(n)] VB vb trans

1. tarten (trotseren; uitdagen):

trotzen +dat

een tartend gelach

ein trotziges Lachen

het noodlot tarten fig

dem Schicksal trotzen

het noodlot tarten fig

das Schicksal herausfordern

2. tarten (tergen):

piesacken colloq

triezen colloq

tart je zus niet!

ärgere deine Schwester nicht dauernd!

3. tarten (overtreffen):

spotten +gen

een ellende die elke beschrijving tart

ein Elend, das jeder Beschreibung spottet

kaar·ten <kaartte, h. gekaart> [kartə(n)] VB vb intr

Maar·ten [martə(n)]

de pijp aan Maarten geven (ermee ophouden)

die Flinte ins Korn werfen fig

star·ten¹ <startte, h. gestart> [stɑrtə(n)] VB vb trans

starten (onderneming)

anlaufen lassen

een actie starten

eine Aktion starten

een motor starten

einen Motor anlassen

een project starten

ein Projekt in Angriff nehmen

(met) de uitverkoop starten

(in) den Schlussverkauf starten

una·niem [ynanim] AGG

unanieme bijval

einhelliger Beifall

unaniem tegen/voor iets stemmen

geschlossen gegen/für etw stimmen

kor·ten¹ <kortte, h./i. gekort> [kɔrtə(n)] VB vb intr (korter worden)

de dagen korten

die Tage werden kürzer

hor·ten <hortte, h. gehort> [hɔrtə(n)] VB vb intr

1. horten (schokken):

een hortende stijl

ein abgehackter Stil

2. horten (haperend spreken):

hortend spreken

abgerissen [o. stockend] sprechen

flir·ten [flʏːrtə(n)]

flirten [[o. flɪrtə(n)]] flirtte, h. geflirt VB vb intr:

spor·ten <sportte, h. gesport> [spɔrtə(n)] VB vb intr

Sport (be)treiben

Sport machen colloq

je moet meer gaan sporten

du solltest dich mehr sportlich betätigen

spur·ten <spurtte, h. gespurt> [spʏrtə(n)] VB vb intr

beginnen te spurten

zum Spurt ansetzen

stor·ten¹ <stortte, h. gestort> [stɔrtə(n)] VB vb trans

1. storten:

storten (met geweld laten vallen: zand, afval enz.)

storten (met geweld laten vallen: zand, afval enz.)

storten (met geweld laten vallen: tranen, bloed)

storten (met geweld laten vallen: metaal, beton)

iem in het verderf storten

jdn ins Verderben stürzen

zand storten

2. storten (overmaken):

een tientje op een girorekening storten

zehn Euro auf ein Konto überweisen

mun·ten <muntte, h. gemunt> [mʏntə(n)] VB vb trans

1. munten ((tot, als) geld slaan):

2. munten (mikken, doelen):

dat was op mij gemunt fig

das war auf mich gemünzt

het op iem gemunt hebben fig

es auf jdn abgesehen haben

pun·ten <puntte, h. gepunt> [pʏntə(n)] VB vb trans

1. punten (een punt maken aan):

een potlood punten

einen Bleistift spitzen

2. punten (de punten afnemen van):

zijn baard laten punten

≈ sich dat den Bart stutzen lassen

3. punten (punten slaan):

naas·ten <naastte, h. genaast> [nastə(n)] VB vb trans

nationalisieren

na·la·ten <liet na, h. nagelaten> [nalatə(n)] VB vb trans

1. nalaten (bij overlijden achterlaten):

een fortuin nalaten

ein Vermögen hinterlassen

vier kinderen nalaten

vier Kinder zurücklassen

2. nalaten (werking, invloed achterlaten):

een diepe indruk nalaten

einen tiefen Eindruck hinterlassen

3. nalaten (niet doen; achterwege laten):

slechte gewoonten nalaten

schlechte Gewohnheiten ablegen

het ene doen en het andere niet nalaten

das eine tun und das andere nicht lassen

na·me·ten <mat na, h. nagemeten> [nametə(n)] VB vb trans

bar·sten <barstte, i. gebarsten> [bɑrstə(n)] VB vb intr

1. barsten form:

barsten (scheuren, splijten)

barsten (scheuren)

barsten (glas enz.)

tot barstens toe vol fig

2. barsten (uit elkaar springen):

barsten form

barsten form

de bom is gebarsten ook fig

die Bombe ist geplatzt

barstende hoofdpijn

rasende(n) [o. bohrende(n)] Kopfschmerzen nt

iem laten barsten colloq

jdn ganz schön sitzen lassen

zich te barsten lachen colloq

vor Lachen bersten [o. platzen]

het barst hier van de cafés colloq

es gibt hier massenhaft Kneipen

ik barst van nieuwsgierigheid

ich platze vor Neugier

barst! fig

du kannst mir den Buckel runterrutschen!

mark·ten <marktte, h. gemarkt> [mɑrəktə(n)] VB vb intr

zum Markt gehen

auf den Markt gehen

Cerca nel dizionario

olandese

Pagina in Deutsch | English | Español | Italiano | Polski