Traduzioni di „kleinschneiden“ nel dizionario tedesco » olandese

(Vai a olandese » tedesco)

ˈein·schnei·den¹ VB vb intr

einschneiden

insnijden

einschneiden

inknippen

ˈklein·schrei·ben VB vb trans irreg fig

kleinschreiben

niet belangrijk vinden

ˈein·schnei·dend [ˈ͜ainʃn͜aidn̩t] AGG fig

einschneidend

ingrijpend

einschneidend

verstrekkend

ˈan·schnei·den VB vb trans

1. anschneiden:

anschneiden

aansnijden

2. anschneiden:

anschneiden

opensnijden

3. anschneiden fig:

anschneiden

aansnijden

anschneiden

ter sprake [o. te berde] brengen

anschneiden

aankaarten

ein Problem anschneiden

een probleem aansnijden [o. ter sprake brengen]

4. anschneiden (Kleidung):

anschneiden

aanknippen

anschneiden

aansnijden

angeschnittene Ärmel

aangeknipte mouwen

5. anschneiden:

anschneiden SPORT, AUTO

een bocht afsnijden

ein Tor anschneiden SPORT

rakelings langs een poort(je) skiën

6. anschneiden SPORT:

anschneiden

effect meegeven

den Ball anschneiden

de bal doen draaien [o. effect meegeven]

be·ˈschnei·den VB vb trans irreg

1. beschneiden:

beschneiden (Fotos)

afsnijden

beschneiden (Nägel)

afknippen

einem Vogel die Flügel beschneiden

een vogel kortwieken

2. beschneiden BOT (Bäume, Sträucher):

beschneiden

snoeien

3. beschneiden (einschränken):

beschneiden

besnoeien

beschneiden

beknotten

jdn in seiner Freiheit/Macht beschneiden

iems vrijheid/macht beknotten

4. beschneiden (kürzen):

beschneiden

korten op

beschneiden

verlagen

jdm das Gehalt beschneiden

op iems salaris korten

5. beschneiden:

beschneiden MED, RELIG

besnijden

ˈmit·schnei·den VB vb trans irreg MEDIA

mitschneiden

(op de band) opnemen

zer·ˈschnei·den VB vb trans irreg

zerschneiden (durchschneiden)

doorsnijden

zerschneiden (in Stücke schneiden)

stuksnijden

zerschneiden (in Stücke schneiden)

opensnijden

zerschneiden (in Stücke schneiden)

doorklieven

das Schiff zerschneidet die Wellen ricerc fig

het schip doorklieft [o. doorsnijdt] de golven

über·ˈschnei·den VB vb rifl irreg

1. überschneiden (sich kreuzen):

überschneiden

elkaar kruisen

überschneiden MAT

elkaar snijden

2. überschneiden (zeitlich überlappen):

überschneiden

(gedeeltelijk) samenvallen

3. überschneiden fig (ineinandergreifen):

überschneiden

elkaar overlappen

überschneiden

in elkaar grijpen

ˈKlein·schrei·bung SOST f

Kleinschreibung

het schrijven van zelfstandige naamwoorden met een kleine letter

ˈschnei·den <schnitt, geschnitten> [ˈʃn͜aidn̩] VB vb trans

1. schneiden (mit Messer):

schneiden

snijden

schneiden

afsnijden

schneiden

(af)knippen

schneiden

snoeien

schneiden

maaien

die Luft ist zum Schneiden colloq

de lucht kun je snijden

2. schneiden (eingravieren):

schneiden

snijden

schneiden

graveren

schneiden

kerven

jdm wie aus dem Gesicht geschnitten sein colloq

sprekend [o. als twee druppels water] op iem lijken

ein hübsch geschnittenes Gesicht

een knap besneden gezicht

3. schneiden (sägen):

schneiden

snijden

schneiden

zagen

4. schneiden (kürzen):

schneiden

(af)snijden

schneiden

afkorten

eine Kurve schneiden

een bocht afsnijden

5. schneiden (Mimik grotesk verändern):

schneiden

een gezicht trekken

Fratzen schneiden

lelijke gezichten trekken

6. schneiden (meiden):

schneiden

negeren

schneiden

mijden

7. schneiden MED:

schneiden colloq

(open)snijden

schneiden colloq

opereren

8. schneiden CINEM:

schneiden

cutten

schneiden

monteren

9. schneiden (auf ein Tonband):

schneiden

opnemen

10. schneiden SPORT:

einen Ball schneiden

een bal met effect spelen

ˈab·schnei·den² VB vb trans

1. abschneiden (durch Schneiden abtrennen):

abschneiden

afsnijden

abschneiden

(af)knippen

abschneiden

verkorten

abschneiden

afzagen

2. abschneiden (isolieren):

abschneiden

afsnijden

abschneiden

afzonderen

abschneiden

isoleren

3. abschneiden (eine Abkürzung nehmen):

abschneiden

afsnijden

abschneiden

een kortere weg nemen

jdm den Weg abschneiden

iem de pas afsnijden

jdm den Weg abschneiden

iem voor zijn

4. abschneiden (verhindern):

abschneiden

afsnijden

abschneiden

verhinderen

abschneiden

afbreken

jdm alle Möglichkeiten abschneiden

iem alle mogelijkheden afsnijden

5. abschneiden (entnehmen):

abschneiden

beroven van

abschneiden

ontnemen

jdm den Hals abschneiden fig

iem ruïneren

6. abschneiden (unterbrechen, absperren):

abschneiden

afsnijden

abschneiden

afsluiten

ˈaus·schnei·den VB vb trans

1. ausschneiden:

ausschneiden

uitsnijden

ausschneiden

(uit)knippen

2. ausschneiden:

ausschneiden

wegsnijden

ausschneiden

verwijderen

eine faule Stelle ausschneiden

een rotte plek wegsnijden

3. ausschneiden:

ausschneiden

snoeien

ausschneiden

(uit)dunnen

4. ausschneiden:

ausschneiden

uitsnijden

ausschneiden

decolleteren

ˈzu·schnei·den VB vb trans irreg

1. zuschneiden MODA (Stoff):

zuschneiden

(uit)snijden

zuschneiden

knippen

2. zuschneiden fig:

der Kurs war ganz auf die Praxis zugeschnitten fig

de cursus was helemaal op de praktijk afgestemd

ˈauf·schnei·den¹ VB vb intr colloq pegg

aufschneiden (prahlen)

opscheppen

aufschneiden (angeben)

snoeven

aufschneiden (angeben)

pochen

ˈdurch·schnei·den¹ VB vb trans irreg

durchschneiden

doorsnijden

durchschneiden

doorknippen

Esempi monolingue (non verificati dalla Redazione di PONS)

tedesco

Daher wird er meist roh und kleingeschnitten unter Salate oder andere Speisen gemischt.

de.wikipedia.org

Um Schmalz herzustellen, werden ungeräucherter Schweinespeck oder Gänsefett kleingeschnitten und bei mäßiger Temperatur ausgebraten.

de.wikipedia.org

Bei der Zubereitung wird das Weißkraut kleingeschnitten und blanchiert.

de.wikipedia.org

Für die Füllung werden Rinder- oder Kalbsleber und Zwiebeln kleingeschnitten, in ausgelassenem Geflügelfett angebraten und mit hartgekochtem Ei durch den Fleischwolf gedreht.

de.wikipedia.org

Es wird kleingeschnitten und mit einer Mischung aus Salz und Gewürzen in Öl eingelegt.

de.wikipedia.org

Im Herbst kann man anstatt der Kartoffeln oder auch zusätzlich Maronen (Esskastanien, pfälzisch Keschde), entweder kleingeschnitten oder am Stück, in die Füllung geben.

de.wikipedia.org

Zur Zubereitung werden zuerst Wurzelwerk und Zwiebeln kleingeschnitten, kräftig angeröstet, blättrig geschnittenes Kronfleisch (Zwerchfell) hinzugegeben und angebraten, mit Wasser oder Fleischbrühe abgelöscht, und alles mit geschnittenen Herzröhren (Liechteln) geschmort.

de.wikipedia.org

Zur Herstellung werden zuerst Gemüse wie Paprikaschoten, Zwiebeln und Tomaten weich gekocht und püriert oder kleingeschnitten roh verwendet.

de.wikipedia.org

Speisen wurden kleingeschnitten und auf vielen kleinen Schüsseln und Tellern serviert.

de.wikipedia.org

Zur Herstellung werden Pilze und Pilzreste meist verschiedener Sorten – soweit sie nicht madig oder faulig sind – zunächst kleingeschnitten und getrocknet bis sie spröde und zerbrechlich sind.

de.wikipedia.org