Traduzioni di moeiten nel dizionario tedesco » olandese

(Vai a olandese » tedesco)

ˈlei·ten [ˈl͜aitn̩] VB vb trans

1. leiten (führen):

leiten

leiden

leiten

besturen

leitende Angestellte

hoger [o. leidinggevend] personeel

leitende Angestellte

kaderpersoneel

der leitende Gedanke

de hoofdgedachte

eine leitende Stellung

een leidinggevende positie [o. functie]

2. leiten (einleiten):

leiten

(ge)leiden

etw in den Fluss leiten

iets in de rivier lozen

etw in die Wege leiten

aan iets beginnen

3. leiten:

leiten FIS, TECN

geleiden

ˈrei·ten¹ <ritt, geritten> [ˈr͜aitn̩] VB vb intr

reiten

rijden

das Kind auf den Knien reiten lassen

het kind op z'n knieën laten rijden

im Galopp/Schritt reiten

in galop/stapvoets rijden

ˈwei·ten¹ [ˈv͜aitn̩] VB vb trans

weiten MODA

wijder [o. ruimer] maken

weiten MODA

verwijden

weiten fig (vergrößern)

verruimen

weiten fig (verbreitern)

verbreden

ˈglei·ten <glitt, geglitten> [ˈgl͜aitn̩] VB vb intr

1. gleiten:

gleiten (streichen, huschen)

glijden

gleiten (schweben)

zweven ook fig.

gleiten (schweben)

glippen

2. gleiten (rutschen):

gleiten

(uit)glijden

gleiten

slippen

ins Gleiten kommen

uitglijden

ins Gleiten kommen

slippen

ins Gleiten kommen

in een slip raken

gleitende Arbeitszeit

variabele [o. glijdende] werktijden [o. arbeidstijd(en)]

Mo·ˈne·ten [moˈneːtn̩] SOST

Moneten pl colloq:

Moneten

poen

Moneten

duiten

ˈmob·ben [ˈmɔbn̩] VB vb trans

mobben

pesten op het werk

mobben

mobbing

ˈmop·sen¹ [ˈmɔpsn̩] VB vb trans colloq region (klauen)

mopsen

gappen

mopsen

jatten

mopsen

pikken

ˈmor·gen [ˈmɔrgn̩] AVV

morgen

morgen

morgen Abend

morgenavond

also dann bis morgen! colloq

tot morgen dan!

bis morgen ist alles wieder gut

uiterlijk morgen [o. vóór morgen] is alles weer in orde

das Heute und das Morgen

het heden en de toekomst

ˈmor·sen [ˈmɔrzn̩] VB vb intr

morsen

seinen met morsetekens

ˈmot·zen [ˈmɔ͜tsn̩] VB vb intr colloq

motzen

mopperen

motzen

kankeren

über jdn motzen

op iem kankeren

über jdn motzen

over iem mopperen

ˈmor·den [ˈmɔrdn̩] VB vb intr

morden

een moord begaan

morden

moorden

ˈmit·ten [ˈmɪtn̩] AVV

mitten (inmitten von)

in het midden

mitten (geradewegs)

midden

mitten (direkt)

precies

mitten in der Stadt

midden in de stad

ˈsei·tens [ˈz͜aitn̩s] PREP +gen

seitens

van de zijde [o. kant] van

seitens

uit naam van

seitens

vanwege

ˈleis·ten¹ [ˈl͜aistn̩] VB vb trans

leisten

presteren

leisten

tot stand brengen

leisten

volbrengen

viel Arbeit leisten

veel werk doen [o. verzetten] [o. verrichten]

Beihilfe zum Mord leisten

medeplichtig zijn [o. worden] aan een moord

jdm Beistand leisten

iem bijstand verlenen [o. bijstaan]

einen Beitrag leisten

een bijdrage leveren

Bürgschaft leisten

borg staan [o. blijven]

einen Eid leisten

een eed doen [o. afleggen]

jdm Gefolgschaft leisten

iem volgen

jdm Gefolgschaft leisten

iem gehoorzamen

jdm Gefolgschaft leisten

iem trouw blijven

Gehorsam leisten

gehoorzamen

jdm Gesellschaft leisten

iem gezelschap houden

der Motor leistet 55 PS

de motor heeft een vermogen van 55 pk

eine Unterschrift leisten

een handtekening zetten [o. plaatsen]

ˈLeis·ten <Leistens, Leisten> [ˈl͜aistn̩] SOST m

1. Leisten:

Leisten

leest

alles über einen Leisten schlagen fig

alles over één kam scheren

2. Leisten:

Leisten

schoenspanner

ˈmoch·te [ˈmɔxtə] VB

mochte 3. pers sing imperf von mögen¹, mögen²

Vedi anche: mögen , mögen

ˈmö·gen² <mag, mochte, hat … mögen> [ˈmøːgn̩] VB vb modal

1. mögen (Vermutung):

mögen

mogen

mögen

kunnen

mögen

mogelijk zijn

was mag das bedeuten?

wat betekent dat wel?

man möchte meinen

men zou denken [o. aannemen]

(das) mag sein

(dat) kan zijn [o. is best mogelijk] [o. kan best]

es mochten wohl dreißig Leute da gewesen sein

er waren misschien wel [o. zowat] dertig mensen

2. mögen (im einräumenden Satz):

mögen

mogen

mag kommen, was da will

wat er ook moge gebeuren

wie dem auch sein möge, ich bleibe

hoe dan ook, ik blijf

er mag tun, was er will, es gelingt ihm nichts

wat hij ook doet, niets lukt hem

3. mögen (sollen):

mögen

mogen

mögen

vrijheid [o. verlof] hebben om iets te doen

er mag es ruhig tun

hij mag het gerust doen

4. mögen (haben wollen):

mögen

graag willen

ich möchte es kaufen

ik zou het graag willen kopen

5. mögen ((nicht) wollen):

mögen

willen

mögen

geneigd [o. gezind] zijn

jetzt mag ich keine Musik hören

ik heb nu geen zin om naar muziek te luisteren

ich mochte nicht weggehen

ik had geen zin weg te gaan

6. mögen (den Wunsch haben):

mögen

mogen

mögen

laten

möge es so bleiben!

moge [o. laat] het zo blijven!

diese Warnung mag [o. möge] genügen

laat deze waarschuwing voldoende zijn

möchte er doch bald kommen! ricerc

kwam hij toch maar gauw!

er mag nur [o. mag er doch] kommen! ricerc

laat hem maar opkomen!

er mag sich in Acht nehmen! ricerc

laat hij maar voorzichtig zijn!

ˈmö·gen¹ <mag, mochte, gemocht> [ˈmøːgn̩] VB vb trans

1. mögen:

mögen (eine Vorliebe haben)

graag hebben

mögen (eine Vorliebe haben)

zin hebben in

mögen (lieben)

houden van

mögen (lieben)

lusten

mögen (lieben)

believen

2. mögen (gernhaben):

mögen

mogen

wer mich mag, mag auch meinen Hund

wie van mij houdt, houdt ook van mijn hond