olandese » tedesco

Traduzioni di „Erbsen“ nel dizionario olandese » tedesco

(Vai a tedesco » olandese)

Mostra l'elenco di tutti i risultati trovati

er·ven: nome
eren: verbo
per·sen: verbo
ei·sen: verbo
et·sen: verbo
er·ge·ren: verbo
er·te·gen: avverbio
er·va·ren: aggettivo e avverbio
heer·sen: verbo
koer·sen: verbo
kner·sen: verbo
er·bij: avverbio
ab·sent: aggettivo e avverbio
sek·sen: verbo
he·sen: verbo
Pa·sen: nome
sms'en: verbo
wen·sen: verbo
bes·sen: nome
bis·sen: verbo

Stai visualizzando i risultati dalla grafia simile: etsen , eisen , persen , eren , erven , knersen , koersen , heersen , ervaren , ertegen , ergeren , dansen , botsen , boksen , bissen , bessen , wensen , smsen , Pasen , hesen , seksen , absent e erbij

er·ven¹ [ɛrvə(n)] SOST pl

Erben pl

eren <eerde, h. geëerd> [erə(n)] VB vb trans

1. eren (eer(bied) bewijzen):

eren

ehren

eren

eren

Ehre erweisen +dat

2. eren (een onderscheiding toekennen):

eren

ehren

eren

iem met het ereburgerschap van de stad eren

jdn mit der Ehrenbürgerschaft der Stadt auszeichnen

3. eren (hoger aanzien verlenen):

eren

ehren

een bescheidenheid die hem eert

eine Bescheidenheit, die ihn ehrt

per·sen <perste, h. geperst> [pɛrsə(n)] VB vb trans

ei·sen <eiste, h. geëist> [ɛisə(n)] VB vb trans

1. eisen (verlangen):

gehoorzaamheid eisen

Gehorsam fordern [o. verlangen]

iets van iem eisen

etw von jdm fordern

te veel eisen van iem

von jdm zu viel verlangen

te veel eisen van iem

jdn überfordern

2. eisen jur.:

het Openbaar Ministerie eiste drie jaren

der Staatsanwalt beantragte drei Jahre

3. eisen (tot voorwaarde hebben):

dat eist overleg

das erfordert Überlegung

et·sen <etste, h. geëtst> [ɛtsə(n)] VB vb trans

1. etsen (graveren):

etsen met de droge naald

mit der Kaltnadel radieren

2. etsen (aantasten):

er·ge·ren¹ <ergerde, h. geërgerd> [ɛrɣərə(n)] VB vb trans (aanstoot geven)

er·te·gen [ɛrteɣə(n)] AVV

ik ben ertegen

ich bin dagegen

ertegen kunnen (kunnen hebben)

es ertragen können

er·va·ren¹ <ervaren, ervarener, ervarenst> [ɛrvarə(n)] AGG

in iets ervaren zijn

in etw dat erfahren sein

op dat gebied ervaren zijn

auf diesem Gebiet bewandert sein

een (zeer) ervaren piloot

ein (sehr) erfahrener Pilot

heer·sen <heerste, h. geheerst> [hersə(n)] VB vb intr

1. heersen (regeren):

2. heersen (de overhand hebben):

3. heersen (vóórkomen):

de tegenwoordig heersende denkbeelden

die gegenwärtig herrschenden Vorstellungen

koer·sen <koerste, h./i. gekoerst> [kursə(n)] VB vb intr

1. koersen (de koers richten):

Kurs nehmen auf +acc

steuern auf +acc

2. koersen SPORT:

kner·sen VB vb intr

knersen → knarsen

Vedi anche: knarsen

knar·sen <knarste, h. geknarst> [knɑrsə(n)] VB vb intr

knarsen (scharnier, slot e.d.)

knarsen (sneeuw, grind, tanden)

knarsen (werktuigen, remmen, wiel)

er·bij [ɛrbɛi] AVV

1. erbij (aanwezig):

(mit) dabei

een huis met een tuin erbij

ein Haus mit Garten dabei

2. erbij (tot het genoemde, bedoelde):

dabei

dazu

hinzu

ik blijf erbij dat …

ich bleibe dabei, dass …

zout erbij doen

Salz dazutun [o. hinzugeben]

erbij halen/erbij horen

herbeiholen/dazugehören

hoe kom je erbij? fig

wie kommst du denn darauf?

het erbij laten

es dabei bewenden lassen

het erbij laten

es gut [o. genug] sein lassen

je bent erbij colloq

ab·sent [ɑpsɛnt] AGG

de absenten aantekenen

die Abwesenden notieren

sek·sen² <sekste, h. gesekst> [sɛksə(n)] VB vb trans (geslacht bepalen (van))

jds Geschlecht bestimmen

he·sen VB

hesen 3. pl sing imperf van hijsen¹, hijsen²

Vedi anche: hijsen , hijsen

hij·sen² <hees, h. gehesen> [hɛisə(n)] VB vb intr ((veel) drinken)

bechern colloq

stevig hijsen

tüchtig bechern scherz

hij·sen¹ <hees, h. gehesen> [hɛisə(n)] VB vb trans

1. hijsen:

hijsen (naar boven trekken)

hijsen (vlag, zeil e.d.)

het anker hijsen

den Anker lichten

2. hijsen (met moeite naar boven brengen):

zich uit een stoel hijsen

sich aus einem Stuhl hochwinden

dat hijs je niet

das schaffst du nicht

3. hijsen ((veel) drinken):

saufen sl

bier hijsen

Pa·sen [pasə(n)] SOST m geen pl

Ostern nt

dit jaar hebben we een vroege Pasen

Ostern ist früh dieses Jahr

sms'en <smste, h. gesmst> [ɛsɛmɛsə(n)] VB vb intr

wen·sen <wenste, h. gewenst> [wɛnsə(n)] VB vb trans

1. wensen (verlangen (te hebben)):

(sich dat ) wünschen

dat laat aan duidelijkheid niets te wensen over

das lässt an Deutlichkeit nichts zu wünschen übrig

iets vurig wensen

sich dat etw brennend [o. sehnlichst] wünschen

het ware [o. is ] te wensen dat …

es wäre wünschenswert, dass …

wat wenst u?

was wünschen [o. möchten] Sie?

wat wenst u?

Sie wünschen (bitte)?

zich elders wensen

sich fortwünschen

ik wens met rust gelaten te worden

ich möchte in Ruhe gelassen werden

2. wensen (dulden, willen):

ik wens me niet door jou te laten beledigen

ich verbitte mir deine Beleidigungen

voorzichtigheid is gewenst

Vorsicht ist geboten

daar wens ik niet op in te gaan

darauf möchte ich nicht eingehen

3. wensen (toewensen):

iem goede morgen wensen

jdm (einen) Guten Morgen wünschen

bes·sen [bɛsə(n)] SOST f geen pl

Johannisbeergenever m

bis·sen <biste, h. gebist> [bisə(n)] VB vb trans fiamm

(ein Schuljahr) wiederholen

(ein Studienjahr) wiederholen

Cerca nel dizionario

olandese

Pagina in Deutsch | English | Español | Italiano | Polski