tedesco » olandese

tedesco)

Mostra l'elenco di tutti i risultati trovati

ˈauf·zwin·gen: verbo transitivo
ˈab·zwei·gen: verbo transitivo
be·ˈzwin·gen: verbo transitivo
er·ˈzwin·gen: verbo transitivo
ˈab·rin·gen: verbo transitivo
ˈab·brin·gen: verbo transitivo
ˈab·klin·gen: verbo intransitivo
ˈschwin·gen: verbo riflessivo
be·ˈdin·gen: verbo transitivo
ˈan·brin·gen: verbo transitivo
er·ˈrin·gen: verbo transitivo
ge·ˈlin·gen: verbo intransitivo
Ge·ˈlin·gen: nome
ˈsprin·gen: verbo intransitivo
um·ˈrin·gen: verbo transitivo
ˈschlin·gen: verbo transitivo
ˈThü·rin·gen: nome
ˈzu·brin·gen: verbo transitivo
er·ˈbrin·gen: verbo transitivo
be·ˈschwin·gen: verbo transitivo

Stai visualizzando i risultati dalla grafia simile: aufzwingen , abklingen , abbringen , abringen , erzwingen , bezwingen , abzweigen , anbringen , bedingen , schwingen , erbringen , zubringen , Thüringen , schlingen , umringen , springen , Gelingen , gelingen , erringen , beschwingen e Abzweigung

ˈauf·zwin·gen VB vb trans

aufzwingen

opdwingen

aufzwingen

opdringen

einem Kind das Essen aufzwingen

een kind dwingen te eten

ˈab·zwei·gen² [ˈap͜tsv͜aign̩] VB vb trans colloq (beiseitelegen)

abzweigen

opzijleggen

eine kleine Summe vom Haushaltsgeld abzweigen

een klein bedrag van het huishoudgeld opzijleggen

be·ˈzwin·gen VB vb trans irreg

bezwingen

bedwingen

einen Berg bezwingen

een berg beklimmen [o. bedwingen]

er·ˈzwin·gen [-ˈ͜tsvɪŋən] VB vb trans

erzwingen

afdwingen

erzwingen

afpersen

ˈab·rin·gen VB vb trans irreg

abringen (abzwingen)

ontworstelen

abringen (sich abquälen)

afdwingen

dem Meer Land abringen

land aan de zee ontrukken

ˈab·brin·gen VB vb trans irreg

1. abbringen (abhalten):

abbringen

afbrengen

abbringen

uit het hoofd praten

jdn von seinem Plan abbringen

iem van zijn plan afbrengen

2. abbringen NAUT:

abbringen

vlot maken

ˈab·klin·gen VB vb intr irreg (schwinden, leiser werden)

abklingen

afnemen

abklingen

verminderen

der Streik klingt ab

de staking verloopt

ˈschwin·gen³ <schwang, geschwungen> [ˈʃvɪŋən] VB vb rifl

1. schwingen:

schwingen (sich schwungvoll bewegen)

zich verheffen

schwingen (schwungvoll überspringen)

met een zwaai (omhoog)springen

2. schwingen ricerc (in einem Bogen verlaufen):

schwingen

in een boog verlopen

schwingen

een boog beschrijven

be·ˈdin·gen¹ VB vb trans

1. bedingen (verlangen):

bedingen

(ver)eisen

bedingen

veronderstellen

2. bedingen (verursachen):

bedingen

veroorzaken

bedingen

teweegbrengen

bedingen

(met zich) meebrengen

das ist durch sein Alter bedingt

dat brengt zijn leeftijd mee

sein Verhalten ist psychologisch bedingt

zijn gedrag heeft een psychologische achtergrond

ˈan·brin·gen VB vb trans irreg

er·ˈrin·gen [-ˈrɪŋən] VB vb trans

erringen

(met moeite [o. inspanning] ) verwerven [o. verkrijgen] [o. behalen] [o. bevechten]

einen Erfolg erringen

een succes behalen

ge·ˈlin·gen <gelang, gelungen> [gəˈlɪŋən] VB vb intr

gelingen

(ge)lukken

gelingen

slagen

die Flucht gelang ihm nicht

hij slaagde niet in zijn vlucht

Ge·ˈlin·gen <Gelingens> [gəˈlɪŋən] SOST nt kein pl

Gelingen

het (wel)slagen

Gelingen

succes nt

auf ein gutes Gelingen!

op het welslagen [o. succes] !

ˈsprin·gen <sprang, gesprungen> [ˈʃprɪŋən] VB vb intr

1. springen:

springen

springen

auf die Beine [o. Füße] springen

opspringen

die Angst sprang ihr aus den Augen

de angst was op haar gezicht te lezen

vor Freude in die Höhe springen

opspringen van vreugde

gesprungen kommen

komen aanspringen

jdn über die Klinge springen lassen MILIT

iem over de kling jagen

jdn über die Klinge springen lassen MILIT

iem (economisch [o. in zijn beroep] ) te gronde richten [o. ruïneren]

jdn über die Klinge springen lassen SPORT

een tegenspeler ongeoorloofd hinderen

der springende Punkt

het cruciale [o. kardinale] punt

der springende Punkt

het kernpunt

der Ball springt über die Straße

de bal rolt over de straat

2. springen (bersten, zerspringen):

springen

(stuk)springen

springen

barsten

3. springen:

springen (eingerückt sein/werden)

(overal) inspringen

springen (einfallen, einstürzen)

invallen

4. springen (aufspringen):

springen

opengaan

springen

openspringen

5. springen region (rennen):

springen

rennen

springen

hollen

jdn springen lassen fig

iem voortdurend laten rennen

etw springen lassen colloq

(diep) in de buidel tasten

drei Euro springen lassen colloq

drie euro stukslaan [o. inzetten]

drei Euro springen lassen colloq

er drie euro tegenaan gooien

eine Flasche Wein springen lassen colloq

op een fles wijn trakteren

um·ˈrin·gen [ʊmˈrɪŋən] VB vb trans irreg

umringen

omringen

ˈschlin·gen² <schlang, geschlungen> [ˈʃlɪŋən] VB vb trans

1. schlingen:

schlingen (Schal)

winden

schlingen (Schal)

omdoen

schlingen (Arme)

slaan

2. schlingen (flechten, verflechten):

schlingen

vlechten

schlingen

strengelen

3. schlingen (Schlaufe):

schlingen

strikken

einen Knoten schlingen

een knoop leggen

4. schlingen colloq (verschlingen):

schlingen

verslinden

schlingen

schrokken

schlingen

verzwelgen

ˈThü·rin·gen <Thüringens> [ˈtyːrɪŋən] SOST nt kein pl

Thüringen

Thuringen

ˈzu·brin·gen VB vb trans irreg

1. zubringen (verbringen):

zubringen

doorbrengen

2. zubringen colloq region (zukriegen):

zubringen

dicht krijgen

zubringen

sluiten

er·ˈbrin·gen VB vb trans

1. erbringen (Geldbetrag):

erbringen

opbrengen

2. erbringen (als Resultat haben):

erbringen

opleveren

den Beweis [o. Nachweis ] für etw erbringen

het bewijs van iets leveren

be·ˈschwin·gen VB vb trans

beschwingen

bevleugelen

beschwingen

bezielen

beschwingen

doen opleven

beschwingen

opmonteren

Esempi monolingue (non verificati dalla Redazione di PONS)

tedesco

Diese scheinen erstmals mit umfangreicher Information die Existenz amerikanischer Geheimgefängnisse an verschiedenen Orten der Welt zu bestätigen, wo Gefangene ohne gesetzliche Grundlage festgehalten und Aussagen unter Folter abgezwungen werden können. de.wikipedia.org

Das in der Folter Bekannte sei ihr durch Schmerzen abgezwungen worden. de.wikipedia.org

ich	zwinge	auf
du	zwingst	auf
er/sie/es	zwingt	auf
wir	zwingen	auf
ihr	zwingt	auf
sie	zwingen	auf

Traduzioni di „abzwingen“ nel dizionario tedesco » olandese (Vai a olandese » tedesco)

ˈauf·zwin·gen VB vb trans

ˈab·zwei·gen2 [ˈap͜tsv͜aign̩] VB vb trans colloq (beiseitelegen)

be·ˈzwin·gen VB vb trans irreg

er·ˈzwin·gen [-ˈ͜tsvɪŋən] VB vb trans

ˈab·rin·gen VB vb trans irreg

ˈab·brin·gen VB vb trans irreg

1. abbringen (abhalten):

2. abbringen NAUT:

ˈab·klin·gen VB vb intr irreg (schwinden, leiser werden)

ˈschwin·gen3 <schwang, geschwungen> [ˈʃvɪŋən] VB vb rifl

1. schwingen:

2. schwingen ricerc (in einem Bogen verlaufen):

be·ˈdin·gen1 VB vb trans

1. bedingen (verlangen):

2. bedingen (verursachen):

ˈan·brin·gen VB vb trans irreg

1. anbringen:

2. anbringen (vorbringen):

3. anbringen colloq (herbeibringen):

4. anbringen colloq (unterbringen):

5. anbringen colloq (verkaufen):

er·ˈrin·gen [-ˈrɪŋən] VB vb trans

ge·ˈlin·gen <gelang, gelungen> [gəˈlɪŋən] VB vb intr

Ge·ˈlin·gen <Gelingens> [gəˈlɪŋən] SOST nt kein pl

ˈsprin·gen <sprang, gesprungen> [ˈʃprɪŋən] VB vb intr

1. springen:

2. springen (bersten, zerspringen):

3. springen:

4. springen (aufspringen):

5. springen region (rennen):

um·ˈrin·gen [ʊmˈrɪŋən] VB vb trans irreg

ˈschlin·gen2 <schlang, geschlungen> [ˈʃlɪŋən] VB vb trans

1. schlingen:

2. schlingen (flechten, verflechten):

3. schlingen (Schlaufe):

4. schlingen colloq (verschlingen):

ˈThü·rin·gen <Thüringens> [ˈtyːrɪŋən] SOST nt kein pl

ˈzu·brin·gen VB vb trans irreg

1. zubringen (verbringen):

2. zubringen colloq region (zukriegen):

er·ˈbrin·gen VB vb trans

1. erbringen (Geldbetrag):

2. erbringen (als Resultat haben):

be·ˈschwin·gen VB vb trans

Esempi monolingue (non verificati dalla Redazione di PONS)

Cerca nel dizionario

Cerca "abzwingen" in altre lingue

"abzwingen" nei dizionari monolingue di tedesco

Collegamenti esterni

Feedback

Trainer lessicale

Synonyms

La mia cronologia di ricerca

ˈab·zwei·gen² [ˈap͜tsv͜aign̩] VB vb trans colloq (beiseitelegen)

ˈschwin·gen³ <schwang, geschwungen> [ˈʃvɪŋən] VB vb rifl

be·ˈdin·gen¹ VB vb trans

ˈschlin·gen² <schlang, geschlungen> [ˈʃlɪŋən] VB vb trans