tedesco » olandese

Traduzioni di „afschot“ nel dizionario tedesco » olandese

(Vai a olandese » tedesco)

Mostra l'elenco di tutti i risultati trovati

schon: avverbio
schob: verbo
schor: verbo
ˈFa·scho: nome
ˈBi·schof: nome
ob·ˈschon: congiunzione

Stai visualizzando i risultati dalla grafia simile: obschon , Bischof , Fascho , schor , schob e schon

schon [ʃoːn] AVV

1. schon (bereits):

al

reeds

schon gar nicht

al helemaal niet

kaum war der Lehrer weg, da ging der Krach schon los

de leraar was nauwelijks weg of het lawaai begon

het is (al) goed!

2. schon (durchaus):

wel

dat wel!

es wird schon schiefgehen! iron

het zal wel loslopen [o. lukken] !

das wird sich schon geben

dat zal wel overgaan

es geht schon

ich glaube schon

ik geloof van wel [o. het wel]

das ist schon ein Jammer!

dat is wel treurig!

ich trinke schon mal ein Bier

ik drink weleens een biertje

das ist schon möglich

dat is goed mogelijk

3. schon (denn):

nu

nou (weer)

was ist das schon groß?

wat is daar nou aan?

was hätte ich schon [o. tun ] können?

wat had ik (nou [o. dan] ) kunnen doen?

4. schon (allein):

schon der bloße Gedanke

de gedachte [o. het idee] alleen al

5. schon colloq (Ausdruck von Ansporn, Ungeduld):

nu

(toch) eens

maar

gib schon! colloq

vooruit, geef op!

hör schon auf! colloq

hou(d) maar [o. toch] eens op!

mach schon! colloq

schiet nou [o. eens] op!

und wenn schon! colloq

en wat dan nog!

wenn schon, denn schon

als het dan moet, dan moet het maar

wenn schon, denn schon

als je het doet, dan ook goed

wenn sie doch schon käme!

kwam ze toch [o. nou] maar!

6. schon region (nochmal):

ook (al) weer

wie heißt sie schon?

hoe heet zij ook (al) weer?

7. schon veraltet (mit ob oder wenn: obwohl):

ob [o. wenn ]er schon reich ist …

ook al is hij rijk …

ob [o. wenn ]er schon reich ist …

hoewel hij rijk is …

schob [ʃoːp] VB

schob 3. pers sing imperf von schieben¹, schieben², schieben³

Vedi anche: schieben , schieben , schieben

ˈschie·ben³ <schob, geschoben> [ˈʃiːbn̩] VB vb rifl

1. schieben (sich langsam fortbewegen):

zich (langzaam) voortbewegen

2. schieben (sich drängen):

zich een weg banen

ˈschie·ben² <schob, geschoben> [ˈʃiːbn̩] VB vb intr

1. schieben (Schwarzhandel treiben):

zwarte handel drijven

2. schieben colloq (schlurfen):

ˈschie·ben¹ <schob, geschoben> [ˈʃiːbn̩] VB vb trans

(voort)schuiven

das Fahrrad auf den Berg schieben

de fiets de berg op duwen

er schob seine Schmerzen auf das Wetter

hij gaf het weer de schuld voor zijn pijn

jdn schieben fig (antreiben)

iem ertoe brengen (iets te doen)

etw zur Seite schieben fig

iets terzijde schuiven

jdm eine schieben colloq

iem een oorveeg geven

schor [ʃoːɐ̯] VB

schor 3. pers sing imperf von scheren¹, scheren²

Vedi anche: scheren , scheren , scheren

ˈsche·ren³ [ˈʃeːrən] VB vb rifl

1. scheren (abhauen):

zich wegscheren

zich uit de voeten maken

scher dich ins Bett!

maak dat je in je bed komt!

2. scheren colloq (sich kümmern):

zich bekommeren

zich aantrekken

ˈsche·ren² <schor, geschoren> [ˈʃɛːrən] VB vb trans

scheren (Haare, Bart, Schafe)

scheren (stutzen)

scheren (stutzen)

scheren (stutzen)

ˈsche·ren¹ [ˈʃeːrən] VB vb trans

1. scheren colloq (angehen):

es schert mich herzlich wenig [o. einen Dreck]

het interesseert me geen lor

2. scheren:

scheren (Weberei) a. NAUT

scheren NAUT (von Seilen)

ˈFa·scho <Faschos, Faschos> [ˈfaʃɔ] SOST m

Fascho abbreviazione di Faschist

Vedi anche: Faschist

Fa·ˈschist(in) <Faschisten, Faschisten> [faˈʃɪst] SOST m(f)

Faschist(in)

fascist(fasciste) m (f)

ˈBi·schof (Bi·schö·fin) <Bischofs, Bischöfe> [ˈbɪʃɔf, ˈbɪʃoːf, -ʃoefə, -ʃøːfə] SOST m (f)

Bischof (Bi·schö·fin)

bisschop(vrouwelijke bisschop) m (f)

ob·ˈschon [ɔpˈʃoːn] CONG ricerc

al

Cerca nel dizionario

tedesco

Pagina in Deutsch | English | Español | Italiano | Polski