olandese » tedesco

gel·den2 <gold, h. gegolden> [ɣɛldə(n)] VB vb impers ww (betreffen)

ge·le·gen1 <gelegener, gelegenst> [ɣəleɣə(n)] AGG

ge·la·ten1 <gelaten, gelatener, gelatenst> [ɣəlatə(n)] AGG

ge·le·den1 [ɣəledə(n)] AGG

2. geleden (voorbij):

ge·le·zen VB

gelezen volt. deelw. van lezen¹, lezen²

Vedi anche: lezen , lezen

le·zen2 <las, h. gelezen> [lezə(n)] VB vb intr (zich laten lezen)

ge·lo·pen VB

gelopen volt. deelw. van lopen¹, lopen², lopen³

Vedi anche: lopen , lopen , lopen

lo·pen3 <liep, h./i. gelopen> [lopə(n)] VB vb intr

10. lopen (blootgesteld worden aan):

11. lopen (geschikt zijn om op, in te lopen):

lo·pen2 <liep, h. gelopen> [lopə(n)] VB vb trans (deelnemen aan)

lo·pen1 <liep, h./i. gelopen> [lopə(n)] VB vb impers ww (naderen)

ge·lo·ven1 <geloofde, h. geloofd> [ɣəlovə(n)] VB vb intr

ge·leend [ɣəlent] AGG


Pagina in Deutsch | English | Español | Italiano | Polski