olandese » tedesco

ge·ra·den [ɣəradə(n)] AGG

ge·ra·tel [ɣəratəl] SOST nt geen pl

2. geratel (het snel spreken):

Schnattern nt colloq
Geschnatter nt colloq

ge·ra·ken <geraakte, i. geraakt> [ɣərakə(n)] VB vb intr

geraken volt. deelw. van raken¹, raken²

Vedi anche: raken , raken

ge·re·den VB

gereden volt. deelw. van rijden¹, rijden²

Vedi anche: rijden , rijden

rij·den1 <reed, h. gereden> [rɛidə(n)] VB vb trans

ge·rant <gerant|en, gerant|s> [ʒerɑ̃, ɣərɑnt] SOST m

ge·raakt [ɣərakt] AGG

ge·rei [ɣərɛi] SOST nt geen pl

ge·reed <gerede, gereder, gereedst> [ɣəret] AGG

1. gereed (klaar voor een handeling):

parat colloq

ge·rief [ɣərif] SOST nt geen pl

1. gerief (gemak, genot):

zuliebe +dat

2. gerief (wat iem prettig vindt, nodig heeft):

ge·roep [ɣərup] SOST nt geen pl

ge·ruim [ɣərœym] AGG

ge·re·gen VB

geregen volt. deelw. van rijgen

Vedi anche: rijgen

rij·gen <reeg, h. geregen> [rɛiɣə(n)] VB vb trans

2. rijgen (naaien):

3. rijgen (met een snoer vastmaken):

4. rijgen (een band door een schuif trekken):

ge·re·ten VB

gereten volt. deelw. van rijten

Vedi anche: rijten

rij·ten <reet, h. gereten> [rɛitə(n)] VB vb trans

ge·re·zen VB

gerezen volt. deelw. van rijzen

Vedi anche: rijzen

ge·ro·ken VB

geroken volt. deelw. van ruiken¹, ruiken²

Vedi anche: ruiken , ruiken

rui·ken2 <rook, h. geroken> [rœykə(n)] VB vb intr

2. ruiken (de gedachte opwekken):

rui·ken1 <rook, h. geroken> [rœykə(n)] VB vb trans


Pagina in Deutsch | English | Español | Italiano | Polski