Traduzioni di „wursten“ nel dizionario tedesco » olandese

ˈwurs·teln [ˈvʊrstl̩n] VB vb intr

wursteln

klungelen

wursteln

prutsen

wursteln

klunzen

ˈdurs·ten [ˈdʊrstn̩] VB vb intr ricerc (Durst haben)

dursten

dorsten

ˈwurs·tig [ˈvʊrstɪç] AGG colloq

wurstig

onverschillig

wurstig

ongeïnteresseerd

ˈwur·men¹ [ˈvʊrmən] VB vb trans (ärgern)

wurmen

ergeren

wurmen

knagen

ˈbürs·ten [ˈbʏrstn̩] VB vb trans

bürsten

borstelen

ˈdürs·ten [ˈdʏrstn̩] VB vb intr ricerc (inständig verlangen)

dürsten

dorsten

ˈwuch·ten² [ˈvʊxtn̩] VB vb trans

1. wuchten colloq (heben):

wuchten

tillen

wuchten

sjouwen

wuchten

zeulen

2. wuchten colloq (schießen):

wuchten

knallen

den Ball ins Tor wuchten

de bal in het doel knallen

ˈbers·ten <birst, barst, geborsten> [ˈbɛrstn̩] VB vb intr

bersten

barsten

bersten

springen

(bis) zum Bersten voll

tot barstens toe vol

(bis) zum Bersten voll

propvol

vor Wut bersten

(van woede) uit zijn vel springen

vor Lachen bersten

zich te barsten lachen

ˈhors·ten [ˈhɔrstn̩] VB vb intr (von Raubvögeln)

horsten

nestelen

ˈwuss·te [ˈvʊstə] VB

wusste 3. pers sing imperf von wissen¹, wissen²

Vedi anche: wissen , wissen

ˈwis·sen² <weiß, wusste, gewusste> [ˈvɪsn̩] VB vb trans

wissen (als Kenntnisse besitzen)

weten

wissen (als Kenntnisse besitzen)

kennis hebben van

wissen (kennen)

kennen

sich zu benehmen wissen

zich weten te gedragen

Bescheid wissen

op de hoogte zijn

Bescheid wissen

er alles van weten

Bescheid wissen

veel af weten van

dass du es nur weißt!

't is maar dat je het weet!

nicht, dass ich wüsste!

niet dat ik weet!

sich in Sicherheit wissen ricerc

weten dat men in veiligheid is

sich dat mit etw viel wissen ricerc veraltet

prat gaan [o. trots zijn] op iets

soviel ich weiß

voor zover ik weet [o. mij bekend]

soviel ich weiß

bij mijn weten

von jdm/etw nichts wissen wollen

met iem/iets niets te maken willen hebben

was weiß ich! colloq

weet ik veel!

der steckt wieder wer weiß wo

Joost mag weten waar die nou weer uithangt

sie hält sich für wer weiß wie schön colloq

zij vindt zichzelf ik weet niet hoe mooi [o. geweldig mooi]

das weiß Gott [o. der Henker] [o. der (liebe) Himmel] [o. der Teufel] colloq

dat mag God [o. Joost] weten

was dreie wissen, erfahren bald dreißig prov

≈ geheim van één weet God alleen, geheim van twee wordt licht gemeen

was ich nicht weiß, macht mich nicht heiß prov

wat niet weet, wat niet deert

ˈwis·sen¹ <weiß, wusste, gewusste> [ˈvɪsn̩] VB vb intr

1. wissen:

wissen

weten

wissen

kennis hebben van

man kann nie wissen

je weet maar nooit

2. wissen (können):

wissen

weten

wissen

kunnen

Wurst <Wurst, Würste> [vʊrst, ˈvʏrstə] SOST f

1. Wurst (Brotauflage):

Wurst

worst

Wurst

worstvormig voorwerp nt

jdm die Wurst auf dem Brot nicht gönnen fig

iem het licht in de ogen niet gunnen

jetzt geht es um die Wurst colloq fig

nu is het erop of eronder

jdm wurs(ch)t sein colloq fig

iem om het even zijn

sich dat nicht die Wurst vom Brot nehmen lassen fig

zich de kaas niet van het brood laten halen [o. eten]

mit der Wurst [o. die Wurst] nach dem Schinken werfen colloq fig

een spiering uitgooien om een kabeljauw te vangen

mit der Wurst [o. die Wurst] nach der Speckseite werfen colloq fig

een spiering uitgooien om een kabeljauw te vangen

2. Wurst (Fleisch, Aufschnitt):

Wurst

vlees(beleg)

Wurst

gesneden vlees(waren)

ˈwür·gen² [ˈvʏrgn̩] VB vb trans

1. würgen (strangulieren):

würgen

wurgen

würgen

worgen

würgen

stranguleren

mit Hängen und Würgen

met hangen en wurgen

das würgt mich schon lange colloq

dat zit me allang dwars

2. würgen (hineinstopfen):

würgen

moeizaam ergens in [o. doorheen] proppen

ˈwür·zen [ˈvʏr͜tsn̩] VB vb trans

würzen

kruiden ook fig.

ˈwur·de [ˈvʊrdə] VB

wurde 3. pers sing imperf von werden¹, werden², werden³

Vedi anche: werden , werden , werden

ˈwer·den³ <wird, wurde, (ge)worden> [ˈveːɐ̯dn̩] VB vb vb aus

werden

worden

werdendes Leben

zich ontwikkelend [o. ongeboren] leven

mir wird kalt (als Empfindung auftreten)

ik krijg het koud

mir wird schwach

ik word niet goed

mir wird [o. ich werde] schwindlig

ik word duizelig

eine werdende Mutter

een aanstaande moeder

ein werdender Priester

een aankomend priester

schwach werden colloq fig

door de knieën gaan

schwach werden colloq fig

voor de verleiding bezwijken [o. zwichten]

ˈwer·den² <wird, wurde, (ge)worden> [ˈveːɐ̯dn̩] VB vb vb aus

1. werden Hilfsverb des Passivs:

werden

worden

der Mann ist gerettet worden

de man is gered

2. werden Hilfsverb des Futurs:

werden

zullen

werden

gaan

es wird (bald) regnen

er is regen op komst

wer wird denn gleich weinen? colloq

wie gaat er nou meteen huilen?

3. werden (modales Hilfsverb):

werden

zullen

würdest du das für mich tun?

zou je dat voor mij willen doen?

er wird gestern zurückgekommen sein

hij is waarschijnlijk gisteren teruggekomen

ˈwer·den¹ <wird, wurde, (ge)worden> [ˈveːɐ̯dn̩] VB vb intr

1. werden (entstehen, sich entwickeln):

werden

worden

werden

ontstaan

werden

zich ontwikkelen

daraus wird nichts!

daar komt niets van in!

was soll bloß aus ihr werden?

wat moet er toch van haar terechtkomen?

der Junge wird noch colloq

de jongen is nog in zijn ontwikkeling

mit Arbeiten wird es nichts werden

van werken zal niet veel komen

nichts werden

mislukken

es wird schon werden colloq

het zal wel loslopen [o. lukken]

es will nicht werden

het wil maar niet (lukken)

zum Dieb werden

een dief worden

das wurde ihm zum Verhängnis

dat werd hem noodlottig

2. werden (passieren, geschehen):

werden

gebeuren

na, wird(')s bald [o. endlich ]? colloq

komt er (nou) nog wat van?

was nicht ist, kann noch werden

wat niet is, kan nog komen

und wie ist es dann noch geworden?

en hoe is het toen nog afgelopen?

was soll nun werden? colloq

wat gaat er nu gebeuren?

was soll nun werden? colloq

hoe moet het nu verder?

und was wird, wenn er nicht zahlt?

en wat gebeurt er als hij niet betaalt?

3. werden veraltet ricerc (zuteilwerden):

werden

geworden

werden

ten deel vallen

ihm wurde Befehl, dass …

hij kreeg het bevel dat …

sein Lohn soll ihm werden

hij zal zijn loon krijgen

nicht mehr werden colloq

helemaal de kluts kwijt zijn

nicht mehr werden colloq

doodgaan

nicht mehr werden colloq

sterven

wieder werden colloq

beter worden

wieder werden colloq

opknappen

morgen wird es drei Jahre, seit …

morgen is het drie jaar geleden sinds …

ˈwü·ten [ˈvyːtn̩] VB vb intr

wüten

woeden

wüten

razen

wüten

woest tekeergaan

wüten wie die Berserker

huishouden als berserkers [o. een stelletje vandalen]

ˈwur·zeln [ˈvʊr͜tsl̩n] VB vb intr

wurzeln

wortelen

wurzeln

wortel schieten

wurzeln fig

stammen

wurzeln fig

zijn oorsprong vinden

diese Auffassungen wurzeln im Mittelalter fig

deze opvattingen vinden hun oorsprong [o. wortelen] in de middeleeuwen