tedesco » olandese

Traduzioni di „losbekommend“ nel dizionario tedesco » olandese

(Vai a olandese » tedesco)

Mostra l'elenco di tutti i risultati trovati

ˈlos·kom·men: verbo intransitivo
be·ˈkom·men: verbo transitivo
ˈab·be·kom·men: verbo transitivo
ˈauf·be·kom·men: verbo transitivo
ˈher·be·kom·men: verbo transitivo
ˈhin·be·kom·men: verbo transitivo
ˈmit·be·kom·men: verbo transitivo
ˈweg·be·kom·men: verbo transitivo
zu·ˈvor·kom·mend: aggettivo e avverbio
ˈfrei·be·kom·men: verbo transitivo
ˈüber·be·kom·men: verbo transitivo
ge·ˈkom·men: verbo
her·ˈaus·be·kom·men: verbo transitivo
ˈdurch·be·kom·men: verbo transitivo
ˈdrauf·be·kom·men: verbo transitivo
ˈspitz·be·kom·men: verbo transitivo
ent·ˈge·gen·kom·mend: aggettivo e avverbio

Stai visualizzando i risultati dalla grafia simile: loskommen , wegbekommen , mitbekommen , hinbekommen , herbekommen , aufbekommen , abbekommen , bekommen , gekommen , überbekommen , freibekommen , zuvorkommend , herausbekommen , spitzbekommen , draufbekommen , durchbekommen e entgegenkommend

ˈlos·kom·men VB vb intr irreg

1. loskommen colloq (freikommen):

2. loskommen colloq (wegkommen):

beim Start kam er gut los

bij de start kwam hij goed weg

be·ˈkom·men² VB vb trans irreg

1. bekommen (erhalten):

Fahrt bekommen

op snelheid komen

etw geborgt [o. geliehen ] bekommen

iets te leen krijgen

etw geschenkt bekommen

iets cadeau krijgen

bekommen Sie schon?

wordt u al geholpen?

bitte, was bekommen Sie?

wat mag het zijn?

2. bekommen (erreichen):

halen

wir haben den Bus gerade noch bekommen

wij hebben de bus nog net gehaald

ˈab·be·kom·men VB vb trans irreg

1. abbekommen (seinen Anteil erhalten):

sie hat keinen Mann abbekommen

ze heeft geen man weten te krijgen

2. abbekommen colloq:

abbekommen (verletzt werden)

gekwetst worden

abbekommen (beschädigt werden)

beschadigd worden

3. abbekommen colloq (entfernen können):

kunnen verwijderen

ˈauf·be·kom·men VB vb trans irreg

1. aufbekommen colloq (öffnen):

aufbekommen

aufbekommen

2. aufbekommen colloq (zu erledigen erhalten):

aufbekommen

aufbekommen

als taak krijgen

3. aufbekommen colloq (aufessen):

aufbekommen

aufbekommen

4. aufbekommen colloq (aufgesetzt bekommen):

aufbekommen

op (het hoofd) krijgen

ˈher·be·kom·men VB vb trans irreg

1. herbekommen colloq:

herbekommen

hierheen krijgen

2. herbekommen (von irgendwo herholen):

herbekommen

wo soll ich das herbekommen?

waar moet ik dat vandaan halen?

ˈhin·be·kom·men VB vb trans irreg colloq

hinbekommen

hinbekommen

voor elkaar krijgen

ˈmit·be·kom·men VB vb trans irreg

1. mitbekommen colloq (vererbt bekommen):

mitbekommen

Fähigkeiten von Geburt an mitbekommen

begaafdheden bij de geboorte meekrijgen

2. mitbekommen (wahrnehmen):

mitbekommen

einen Streit mitbekommen

getuige van een ruzie zijn

3. mitbekommen (verstehen):

mitbekommen

mitbekommen

4. mitbekommen (erleben):

mitbekommen

mitbekommen

er hat von dem Fest nichts mitbekommen

het feest is langs hem heengegaan

ˈweg·be·kom·men VB vb trans irreg colloq

wegbekommen (fortbewegen können, entfernen können) → wegkriegen

Vedi anche: wegkriegen

ˈweg·krie·gen VB vb trans

1. wegkriegen colloq:

2. wegkriegen colloq:

3. wegkriegen colloq:

zich op de hals halen

zu·ˈvor·kom·mend [ ͜tsuˈfoːɐkɔmənt] AGG

zuvorkommend (gefällig)

zuvorkommend (gefällig)

zuvorkommend (aufmerksam)

ˈfrei·be·kom·men VB vb trans irreg

1. freibekommen colloq (nicht arbeiten müssen):

freibekommen

vrij(af) krijgen

2. freibekommen colloq (befreien):

freibekommen

Geiseln freibekommen

gijzelaars vrij krijgen

ˈüber·be·kom·men VB vb trans irreg colloq

überbekommen

genoeg krijgen van

überbekommen

einen [o. eins ] überbekommen colloq

er van langs krijgen

ge·ˈkom·men VB

gekommen part perf von kommen

Vedi anche: kommen

ˈkom·men <kam, gekommen> [ˈkɔmən] VB vb intr

1. kommen (ankommen, erreichen):

komen

da bist du bei ihm an den Richtigen gekommen! colloq iron

moest je ook net bij hem zijn!

auf den Hund kommen

aan lagerwal raken

auf die Politik kommen

het gesprek op de politiek brengen

wie kommt er auf diesen Verdacht?

hoe komt hij bij zo een verdenking?

außer Gebrauch kommen

in onbruik (ge)raken

ist er durch die Prüfung gekommen?

is hij voor het examen geslaagd?

in die Jahre kommen

jdm ins Gehege kommen

in iems vaarwater komen

nach Hause kommen

er kommt nach dem Vater colloq fig

hij aardt naar zijn vader

kommen Sie gut nach Hause!

vom Hundertsten ins Tausendste kommen

van de hak op de tak springen

(wieder) zu sich kommen

(wieder) zu sich kommen

weer bij (zijn) zinnen komen

(wieder) zu sich kommen

zich herstellen

Südtirol kam zu Italien

Zuid-Tirol kwam aan [o. bij] Italië

zum Ende [o. Schluss] kommen

ten einde lopen

zur Vernunft kommen

2. kommen:

kommen (sich ereignen)

komen

kommen (sich ereignen)

kommen (eintreten)

der Abend kommt

warte, es kommt noch besser!

wacht (maar), 't wordt nog gekker!

damit dürfen Sie mir nicht kommen!

daarmee hoeft u bij mij niet aan te komen!

jdm frech kommen colloq

een brutale mond tegen iem opzetten

im Kommen sein

in opkomst zijn

der Brief kommt und kommt nicht

de brief komt maar niet

auf seinen Freund nichts kommen lassen fig

van zijn vriend geen kwaad willen horen

mir kam die Lust zu singen

ik kreeg zin [o. de lust bekroop me] om te (gaan) zingen

mag kommen, was da will

er gebeure, wat wil

der Motor kommt sofort

de motor slaat direct aan

das kommt mir gerade recht!

dat gebeurt net op het goede moment!

komm mir nicht so! colloq

probeer dat foefje niet met mij!

ihr kamen die Tränen

tranen schoten in haar ogen

(es) komme, was da wolle

er gebeure, wat wil

zustande kommen

tot stand komen

3. kommen (verlieren):

um sein Geld kommen

zijn geld verliezen

ums Leben kommen

om het leven komen

4. kommen (stammen):

aus kleinen Verhältnissen kommen

uit een eenvoudig milieu komen

5. kommen (gehören):

horen

die Vase kommt auf die Fensterbank

de vaas hoort [o. komt] op de vensterbank

6. kommen (kosten):

das kommt billiger

dat valt goedkoper uit

wie teuer kommt das?

hoe duur wordt dat [o. valt dat uit] ?

wie (')s kommt, (so) wird (')s gefressen prov

men moet de dingen nemen zoals ze zijn

wer zuerst kommt, mahlt zuerst prov

die het eerst komt, het eerst maalt

her·ˈaus·be·kom·men VB vb trans irreg

1. herausbekommen (entfernen):

herausbekommen

(er)uit krijgen

2. herausbekommen (entlocken):

herausbekommen

(er)uit krijgen

herausbekommen

3. herausbekommen (herausfinden):

herausbekommen

herausbekommen

er achter komen

eine Inschrift herausbekommen

een inscriptie ontcijferen

4. herausbekommen (auflösen):

herausbekommen

herausbekommen

ich habe 6 herausbekommen (zusammen rechnen)

ik heb 6 als uitkomst

5. herausbekommen (ausgezahlt bekommen):

herausbekommen

Wechselgeld herausbekommen

wisselgeld terugkrijgen

ˈdurch·be·kom·men VB vb trans irreg

1. durchbekommen colloq:

durchbekommen

erdoor [o. er doorheen] krijgen

2. durchbekommen colloq fig:

durchbekommen

durchbekommen

3. durchbekommen colloq (durchtrennen):

durchbekommen

in tweeën [o. doormidden] krijgen

den Balken endlich durchbekommen

de balk eindelijk doormidden krijgen

ˈdrauf·be·kom·men VB vb trans irreg

eins draufbekommen colloq fig

op zijn kop krijgen

ˈspitz·be·kom·men VB vb trans

spitzbekommen → spitzkriegen

Vedi anche: spitzkriegen

ˈspitz·krie·gen VB vb trans colloq (herausfinden)

spitzkriegen

spitzkriegen

ent·ˈge·gen·kom·mend [ɛntˈgeːgn̩kɔmənt] AGG

entgegenkommend

entgegenkommend

Cerca nel dizionario

tedesco

Pagina in Deutsch | English | Español | Italiano | Polski