tedesco » olandese

Traduzioni di „schro“ nel dizionario tedesco » olandese

(Vai a olandese » tedesco)

Mostra l'elenco di tutti i risultati trovati

schroff: aggettivo e avverbio
Schrot: nome
schräg: aggettivo e avverbio
schrie: verbo
schal: aggettivo e avverbio
scheu: aggettivo e avverbio
schob: verbo
schon: avverbio
schön: aggettivo e avverbio
Schrott: nome
schrieb: verbo
schritt: verbo
schrill: aggettivo e avverbio

Stai visualizzando i risultati dalla grafia simile: schroff , schrie , schräg , Schrot , schön , schon , schob , scheu , schal , schrill , schritt , schrieb e Schrott

schroff [ˈʃrɔf] AGG

1. schroff (steil):

steil

2. schroff (barsch):

bot

ruw

ein schroffes Wesen

een terugstotende [o. afwijzende] aard

3. schroff (abrupt):

ein schroffer Gegensatz

een schrille [o. scherpe] [o. krasse] tegenstelling

Schrot <Schrot(e)s, Schrote> [ʃroːt] SOST m nt nt

1. Schrot CACCIA:

schroot nt

hagel

2. Schrot (Getreideschrot) kein pl:

grof gemalen graan nt

jd von echtem [o. altem] Schrot und Korn colloq

iem van de oude stempel

schräg [ʃrɛːk] AGG

1. schräg:

schräg (Schrift)

jdn schräg ansehen colloq

iem afkeurend [o. onderzoekend] [o. schuins] aankijken

2. schräg colloq:

schräg (von der Norm abweichend)

schräg (merkwürdig)

schräg (trügerisch)

schräg (extrem modern)

schrie [ʃriː] VB

schrie 3. pers sing imperf von schreien¹, schreien²

Vedi anche: schreien , schreien

ˈschrei·en² <schrie, geschrien> [ˈʃr͜aiən] VB vb intr

schreien (brüllen)

schreien (laut rufen)

schreien (laut rufen)

schreien (laut rufen)

gellend schreien

nach Rache schreien

om wraak roepen [o. schreien]

schreien vor Lachen colloq

brullen [o. gieren] van het lachen

etw ist zum Schreien colloq

iets is om je halfdood te lachen [o. om te gillen]

ˈschrei·en¹ <schrie, geschrien> [ˈʃr͜aiən] VB vb trans

Ach und Weh schreien

schal [ʃaːl] AGG

verschaald ook fig.

laf

flauw

schal werden

scheu [ʃ͜ɔy ] AGG

schuw

schob [ʃoːp] VB

schob 3. pers sing imperf von schieben¹, schieben², schieben³

Vedi anche: schieben , schieben , schieben

ˈschie·ben³ <schob, geschoben> [ˈʃiːbn̩] VB vb rifl

1. schieben (sich langsam fortbewegen):

zich (langzaam) voortbewegen

2. schieben (sich drängen):

zich een weg banen

ˈschie·ben² <schob, geschoben> [ˈʃiːbn̩] VB vb intr

1. schieben (Schwarzhandel treiben):

zwarte handel drijven

2. schieben colloq (schlurfen):

ˈschie·ben¹ <schob, geschoben> [ˈʃiːbn̩] VB vb trans

(voort)schuiven

das Fahrrad auf den Berg schieben

de fiets de berg op duwen

er schob seine Schmerzen auf das Wetter

hij gaf het weer de schuld voor zijn pijn

jdn schieben fig (antreiben)

iem ertoe brengen (iets te doen)

etw zur Seite schieben fig

iets terzijde schuiven

jdm eine schieben colloq

iem een oorveeg geven

schon [ʃoːn] AVV

1. schon (bereits):

al

reeds

schon gar nicht

al helemaal niet

kaum war der Lehrer weg, da ging der Krach schon los

de leraar was nauwelijks weg of het lawaai begon

het is (al) goed!

2. schon (durchaus):

wel

dat wel!

es wird schon schiefgehen! iron

het zal wel loslopen [o. lukken] !

das wird sich schon geben

dat zal wel overgaan

es geht schon

ich glaube schon

ik geloof van wel [o. het wel]

das ist schon ein Jammer!

dat is wel treurig!

ich trinke schon mal ein Bier

ik drink weleens een biertje

das ist schon möglich

dat is goed mogelijk

3. schon (denn):

nu

nou (weer)

was ist das schon groß?

wat is daar nou aan?

was hätte ich schon [o. tun ] können?

wat had ik (nou [o. dan] ) kunnen doen?

4. schon (allein):

schon der bloße Gedanke

de gedachte [o. het idee] alleen al

5. schon colloq (Ausdruck von Ansporn, Ungeduld):

nu

(toch) eens

maar

gib schon! colloq

vooruit, geef op!

hör schon auf! colloq

hou(d) maar [o. toch] eens op!

mach schon! colloq

schiet nou [o. eens] op!

und wenn schon! colloq

en wat dan nog!

wenn schon, denn schon

als het dan moet, dan moet het maar

wenn schon, denn schon

als je het doet, dan ook goed

wenn sie doch schon käme!

kwam ze toch [o. nou] maar!

6. schon region (nochmal):

ook (al) weer

wie heißt sie schon?

hoe heet zij ook (al) weer?

7. schon veraltet (mit ob oder wenn: obwohl):

ob [o. wenn ]er schon reich ist …

ook al is hij rijk …

ob [o. wenn ]er schon reich ist …

hoewel hij rijk is …

schön [ʃøːn] AGG

1. schön (hübsch):

mooi

fraai

jdm schöne Augen machen colloq

naar iem lonken

jdm schöne Augen machen colloq

met iem flirten

jdm schöne Augen machen colloq

tegen iem lief doen

das sind ja schöne Aussichten! iron

dat zijn (me ook) fraaie vooruitzichten!

die schöne Literatur

de schone [o. fraaie] letteren

eines schönen Tages

op een goeie [o. mooie] dag

2. schön (angenehm):

mooi

fijn

leuk

das ist gut und schön, aber …

alles goed en wel, maar …

also [o. na ] schön!

(nou) goed!

also [o. na ] schön!

oké

bitte schön

bitte schön

danke schön

dank je [o. u] wel

etw Schönes anrichten iron

iets fraais uithalen

ein schönes Gefühl

een fijn gevoel

es schön haben

het fijn [o. leuk] [o. prettig] hebben

es schön haben

het best naar zijn zin hebben

wie schön!

wat leuk [o. aardig] !

3. schön colloq (beträchtlich):

flink

erg

schön iron

leuk

schön iron

ganz schön

ganz schön

ganz schön

flink

ganz schön viel

ganz schön viel

immer schön langsam!

kalmpjes [o. zachtjes] aan!

einen schönen Schrecken bekommen colloq

danig [o. flink] schrikken

schön warm

4. schön (genau):

passt schön auf!

jullie moeten goed opletten [o. oppassen] !

Schrott <Schrott(e)s, Schrotte> [ʃrɔt] SOST m meist sing

1. Schrott (Metallmüll):

schroot nt

oud ijzer nt

ein Auto zu Schrott fahren colloq

een auto in de prak rijden [o. total loss rijden]

2. Schrott colloq (wertloses Zeug):

troep

3. Schrott colloq (Unsinn):

onzin

schrieb [ʃriːp] VB

schrieb 3. pers sing imperf von schreiben¹, schreiben², schreiben³

Vedi anche: schreiben , schreiben , schreiben

ˈschrei·ben³ <schrieb, geschrieben> [ˈʃr͜aibn̩] VB vb rifl

1. schreiben (unpersönlich):

es schreibt sich gut mit der Feder

de pen schrijft goed

2. schreiben colloq (geschrieben werden):

geschreven worden

ˈschrei·ben² <schrieb, geschrieben> [ˈʃr͜aibn̩] VB vb intr (verfassen)

an einer Autobiografie schreiben

een autobiografie schrijven

gedrängt schreiben

dicht op elkaar schrijven

ˈschrei·ben¹ <schrieb, geschrieben> [ˈʃr͜aibn̩] VB vb trans

etw an die Tafel schreiben

iets op het bord schrijven

es steht ihm auf der Stirn geschrieben

het staat hem op zijn voorhoofd geschreven

Schreibmaschine schreiben

Schreibmaschine schreiben

typen

wir schreiben uns schon seit Jahren

wij corresponderen al jarenlang (met elkaar)

sage und schreibe

zegge en schrijve

den Wievielten schreiben wir heute?

de hoeveelste is het vandaag?

schritt [ʃrɪt] VB

schritt 3. pers sing imperf von schreiten

Vedi anche: schreiten

ˈschrei·ten <schritt, geschritten> [ˈʃr͜aitn̩] VB vb intr

1. schreiten ricerc (gehen):

(waardig) lopen

2. schreiten fig (in Angriff nehmen):

zur Tat schreiten

tot daden [o. actie] overgaan

zur Tat schreiten

aan de slag gaan

zur Tat schreiten

de daad bij het woord voegen

schrill [ʃrɪl] AGG (durchdringend hell)

schel

Cerca nel dizionario

tedesco

Pagina in Deutsch | English | Español | Italiano | Polski