olandese » tedesco

be·rus·ten <berustte, h. berust> [bərʏstə(n)] VB vb intr

3. berusten (in bezit zijn van):

ber·gen <borg, h. geborgen> [bɛrɣə(n)] VB vb trans

2. bergen scheepv.:

4. bergen (in veiligheid brengen):

be·din·gen <bedong, h. bedongen> [bədɪŋə(n)] VB vb trans

be·han·gen <behing, h. behangen> [bəhɑŋə(n)] VB vb trans

1. behangen (bedekken):

2. behangen (met behang bekleden):

be·van·gen <beving, h. bevangen> [bəvɑŋə(n)] VB vb trans

be·zin·gen <bezong, h. bezongen> [bəzɪŋə(n)] VB vb trans

te·rug·bren·gen <bracht terug, h. teruggebracht> [tərʏɣbrɛŋə(n)] VB vb trans

1. terugbrengen (weer brengen naar het punt van vertrek):

4. terugbrengen (in omvang verminderen):

5. terugbrengen (herleiden):

te·rug·drin·gen <drong terug, h. teruggedrongen> [tərʏɣdrɪŋə(n)] VB vb trans

be·rus·ting [bərʏstɪŋ] SOST f geen pl

Ber·gen [bɛrɣə(n)] SOST nt geen pl fiamm

Mons nt kein pl

te·rug·ver·lan·gen1 <verlangde terug, h. terugverlangd> [tərʏxfərlɑŋə(n)] VB vb trans

be·raad·sla·gen <beraadslaagde, h. beraadslaagd> [bəratslaɣə(n)] VB vb intr

ge·don·gen VB

gedongen → dingen

Vedi anche: dingen

din·gen <dong, h. gedongen> [dɪŋə(n)] VB vb intr

1. dingen (wedijveren):

2. dingen (trachten te verkrijgen):

3. dingen (afdingen):

feilschen a. pegg

ge·han·gen VB

gehangen volt. deelw. van hangen¹, hangen²

Vedi anche: hangen , hangen

han·gen1 <hing, h. gehangen> [hɑŋə(n)] VB vb trans (bevestigen, ophangen)

ge·zon·gen VB

gezongen volt. deelw. van zingen¹, zingen²

Vedi anche: zingen , zingen

zin·gen2 <zong, h. gezongen> [zɪŋə(n)] VB vb intr

zin·gen1 <zong, h. gezongen> [zɪŋə(n)] VB vb trans

sprin·gen <sprong, h./i. gesprongen> [sprɪŋə(n)] VB vb intr

4. springen (kaatsen):

spron·gen VB

sprongen 3. pers pl imperf van springen

Vedi anche: springen

sprin·gen <sprong, h./i. gesprongen> [sprɪŋə(n)] VB vb intr

4. springen (kaatsen):


Pagina in Deutsch | English | Español | Italiano | Polski